Recent ontwikkelde materialen
Op de website staat reeds beschreven dat testresultaten meestal niet volgens de reguliere normen voor eentalige kinderen kunnen worden beoordeeld. Deze normen zijn sterk beïnvloed door culturele, linguïstische en sociolinguïstische factoren. Als in het taalonderzoek van meertalige kinderen testen worden ingezet die uitgewerkt en genormeerd zijn voor eentalige kinderen, bestaat een kans op overdiagnose (Manders, De Bal, & Van Den Heuvel, 2013). Hieronder staan materialen beschreven die ontwikkeld zijn aan de Universiteit Utrecht t.b.v. diagnose bij meertalige kinderen. Anamnese: vragenlijst voor ouders van meertalige kinderen Informatie over de kwantiteit en kwaliteit van taalinput is van belang om te kunnen bepalen of de taalproblemen van een meertalig kind worden veroorzaakt door een taalstoornis of door omgevingsfactoren, zo kunnen de scores van een kind op directe taalmetingen geïnterpreteerd worden. Indicatoren van een taalstoornis kunnen bevraagd worden met een oudervragenlijst. Risicofactoren zijn een vertraagde taalontwikkeling en taalproblemen in de familie. De Questionnaire for Parents of Bilingual Children (PaBiQ) bevraagt de vroege taalontwikkeling, het taalgebruik thuis, de huidige taalvaardigheden en de familiegeschiedenis (Boerma & Blom, 2016, 2017). Differentiaal diagnostiek: testbatterij UU Door middel van differentiaaldiagnostiek bepaalt de therapeut wat de meest waarschijnlijke aandoening is door andere mogelijke aandoeningen uit te sluiten (Georgopoulos, Malandraki, & Stylios, 2003). Een combinatie van instrumenten, een oudervragenlijst, een nonwoord repetitietaak en een narratieve taak voor macrostructuur kan een taalstoornis in zowel een- als tweetalige kinderen identificeren. De hulpmiddel zijn snel en gemakkelijk toe te passen en bieden waardevolle informatie over de taalontwikkeling van een kind (Boerma & Blom, 2017). Boerma & Blom (2017) suggereren zelfs dat een tweetalige normverwijzing mogelijk niet nodig is als eerdergenoemde combinatie van instrumenten wordt ingezet. Voordat deze instrumenten in de klinische praktijk kunnen worden geïmplementeerd, moeten vervolgstappen genomen worden in volgend onderzoek. Zie de website van de UU voor meer informatie over LITMUS Aan de Universiteit Utrecht is de laatste jaren een testbatterij ontwikkeld om een (vermoeden van) TOS bij meertalige kinderen te signaleren. Dit staat bekend als LITMUS (Language Impairment Testing in Multilingual Settings). Meer informatie is te vinden op hun website. Het bestaat uit vier verschillende subtesten en een korte vragenlijst:
Hieronder volgt wat meer inhoudelijke informatie over twee van deze testen: Quasi-universele nonwoord repetitietaak De quasi-universele nonwoord repetitietaak (Q-U NWRT) is ontwikkeld om de diagnostiek van tweetalige kinderen te ondersteunen. De Q-U NWRT is zo ontworpen dat deze minimaal beïnvloed wordt door de eerste taal van het kind en een betrouwbare diagnose ondersteunt. Nonwoord repetitietaken richten zich op de fonologische verwerking en het kortetermijngeheugen (cognitieve vaardigheden). Dergelijke maten zijn gevoelig voor de aanwezigheid van een taalstoornis, maar de rol van taalspecifieke kennis wordt geminimaliseerd. Dat maakt het instrument geschikt voor differentiaal diagnostiek (Boerma et al., 2015).
Beide versies van de Q-U NWRT en het scoreformulier zijn te downloaden via de volgende link: https://www.uu.nl/onderzoek/education-for-learning-societies/instrumenten-een-of-meertaligheid. Op deze website kan tevens een pre-print gedownload worden van het onderzoek van Boerma et al. (2015). De prestaties van één- en meertalige kinderen met en zonder taalstoornis op de Q-U NWRT en een taalspecifieke nonwoord repetitietaak (L-S NWRT) worden met elkaar vergeleken. De resultaten tonen dat de Nederlandse versie van de Q-U NWRT een waardevol hulpmiddel kan zijn voor het identificeren van kinderen met een taalstoornis die het Nederlands leren als tweede taal. Zinnen herhaaltaak Het herhalen van zinnen is een waardevolle klinische marker voor een taalstoornis in zowel een- als tweetalige kinderen. In deze taak wordt het kind gevraagd mondeling aangeboden zinnen hardop te herhalen (Ebert, 2014). Deze taak doet geen beroep op het begrip en het kind hoef zelf geen zinnen te formuleren (Thordardottir & Brandeker, 2013). In tegenstelling tot de nonwoord repetitietaak bestaat de zinnen herhaaltaak uit bestaande zinnen en wordt zo meer beïnvloed door taalkennis (Thordardottir & Brandeker, 2013).
|