Syntaxis
Het Engels en het Nederlands hebben dezelfde syntactische structuur in hoofdzinnen, namelijk een SVO-structuur: subject, verb, object. Het onderwerp staat vooraan in de zin, gevolgd door het werkwoord en ten slotte het lijdend voorwerp. Een voorbeeld hiervan is te zien in Tabel 4.
Tabel 4. Voorbeelden van SVO-structuur in het Engels en Nederlands. In bijzinnen heeft het Engels ook een SVO-structuur, maar het Nederlands heeft een SOV-structuur. Zie Tabel 5.
Tabel 5. Voorbeelden van syntactische structuren in bijzinnen. In bijzinnen in het Nederlands komt het werkwoord altijd aan het einde van de zin, terwijl in het Engels het werkwoord altijd direct na het onderwerp komt. Je zou aan de hand hiervan fouten kunnen verwachten als: Jan ziet dat hij kocht een boek. Een ander verschil is dat in het Engels alle werkwoorden bij elkaar staan en in het Nederlands niet. In het Engels zeg je bijvoorbeeld: The postcard was mailed yesterday. In het Nederlands zeg je: De brief is gisteren gepost. Dit zou lastig kunnen zijn voor Engelssprekende kinderen en je zou transfer kunnen verwachten vanuit het Engels waardoor een kind bijvoorbeeld zegt: De brief is gepost gisteren.
|