Syntaxis
Vanwege het naamvalsysteem, kent het Fins een relatief vrije woordvolgorde. Er is echter geen complete vrijheid, want de zin moet wel logisch en begrijpelijk blijven. In neutrale zinnen is de meest voorkomende woordvolgorde SVO. Dit is dus hetzelfde als in het Nederlands. Een voorbeeld van een SVO zin in het Fins is: mies lukee lehteä,wat in het Nederlands ‘de man leest de krant’ betekent. Eerst het onderwerp, vervolgens het werkwoord en als laatste het lijdend voorwerp. In het Fins wordt, net als in het Nederlands, het bijvoeglijk naamwoord altijd voor het zelfstandig naamwoord geplaatst.
Samengestelde zinnen In het Fins wordt ook onderscheid gemaakt tussen nevenschikkingen en ondergeschikte zinnen. Een (ondergeschikte) bijzin kan beginnen met een connectief, zoals ondanks (‘vaikka’). Woorden die gebruikt worden in relatieve bijzinnen en die iets zeggen over een eerder genoemd zelfstandig naamwoord, is ‘joka’ (wie/welke) of ‘että’(dat). De woorden ‘ja’ (en), ‘mutta’ (maar), tai (of), sillä (want) worden gebruikt in nevenschikkingen, waarbij één of meerdere afhankelijke bijzinnen verbonden zijn met de onafhankelijke hoofdzin. Deze bijzinnen kunnen niet los van de hoofdzin staan. |