TOS in het Deens
In het artikel Declarative and procedural memory in Danish speaking children with specific language impairment van Lum et al. (2012) worden specifieke taalontwikkelingsstoornissen in het Deens onderzocht.
In dit onderzoek werd de taalvaardigheid van 13 Deense kinderen met een taalontwikkelingsstoornis vergeleken met die van 20 normaal ontwikkelende Deense kinderen. De kinderen waren tussen de 7 en 9 jaar. Er werd gekeken naar meerdere onderdelen van taalvaardigheid, maar de testjes op het gebied van de vorming van werkwoorden in de verleden tijd lieten het duidelijkst verschillen zien tussen de twee groepen. In het Deens zijn er, net zoals in het Nederlands, werkwoorden die op een regelmatige manier vervoegd worden in de verleden tijd en werkwoorden die op een onregelmatige manier vervoegd worden. Van de regelmatige werkwoorden in de verleden tijd wordt de grootste groep gevormd door –ede achter het werkwoord te plaatsen. Een kleinere, ook regelmatige groep wordt gevormd door –te achter het werkwoord te plaatsen. Onregelmatige vervoegingen naar de verleden tijd geschieden door middel van klinkerverandering (vergelijk het Nederlandse drinken – dronk). De kinderen met een taalontwikkelingsstoornis behaalden correctscores van 30%, 38% en 52% op achtereenvolgens de onregelmatige werkwoorden, de regelmatige werkwoorden van de kleine groep (suffix –te) en de regelmatige werkwoorden van de grote groep (suffix –ede). Voor de kinderen zonder taalstoornis waren deze percentages respectievelijk 52%, 79% en 89%. De vermoedelijke reden waarom deze percentages niet dichter bij de 100% liggen is volgens de onderzoekers het feit dat deze suffixen lastig te percipiëren zijn (zie ‘morfologie’) en dus ook trager verworven worden dan in veel andere talen. |