Mogelijke vragen aan ouders/tolk
Officieel kan met de exclusiecriteria van TOS een doof of slechthorend kind geen TOS hebben. Heeft het kind toch problemen in NGT? Dan kan er sprake zijn van een specifieke gebarenstoornis. Problemen in het gesproken Nederlands worden door deze exclusiecriteria toegeschreven aan het feit dat een kind slechthorend is; niet dat er iets mis kan zijn met zijn taalsysteem.
Horende kinderen die zijn opgegroeid met NGT (bijv. broertjes/zusjes of horende kinderen van dove ouders) kunnen wel een TOS hebben. In dit geval zijn er dus problemen in het gesproken Nederlands en in NGT, in beide modaliteiten. Veel onderzoek over kinderen met TOS die NGT gebruiken is er nog niet. Tot nu toe lijkt het erop dat veel algemene TOS-elementen uit het gesproken Nederlands ook present zijn in de gebarentaal. Om in ieder geval problemen in NGT te ontdekken kunnen de volgende vragen gesteld worden aan de ouders/tolk: - Maakt het kind vaak fouten in gebaarplaats, handvorm, oriëntatie, beweging van het gebaar en de mimiek? - Maakt het kind vaak fouten in grammaticale markeerders (classifiers, hulpwerkwoorden) - Heeft het kind gebaarvindingsproblemen en/of een kleine woordenschat? - Heeft het kind een onduidelijke (slordige) 'articulatie' van de gebaren? |