Morfologie
Het Albanees is een gefuseerde taal die deels analytische en deels synthetisch is. Analytisch wil zeggen dat verschillende morfemen als vrije woorden worden uitgedrukt. Synthetisch wil zeggen dat 1 morfeem meerdere betekenissen kan uitdrukken, bijvoorbeeld het clitische element ‘in‘ in het woord ‘malin ‘ (betekenis: berg) laat zien dat het een ongedefinieerd lidwoord bevat en de accusatieve naamval heeft. Bepaaldheid en naamval worden uitgedrukt in 1 enkel morfeem. (Demiraj, 1998).
Nomina/zelfstandig naamwoorden: De grammaticale categorieën die bij zelfstandige naamwoorden worden gemarkeerd zijn geslacht, number, naamval en bepaaldheid. Bijvoeglijke naamwoorden bevatten ook markeringen voor geslacht en aantal, maar (bijna) nooit naamval of bepaaldheid (Demiraj, 1998). - Geslachtsmarkering: mannelijk en vrouwelijk, onzijdig komt niet meer voor in het Albanees (Camaj, 1984). Sommige Albanese woorden veranderen van geslacht wanneer ze in het meervoud worden gebruikt. Alle zelfstandige naamwoorden die eindigen op een medeklinker zijn mannelijk, behalve voor woorden die eindigen op -ër, -ël, -ur en -ull. - Number-markering: enkelvoud en meervoud. De meervoudsmarkering wordt echter bijna nooit gebruikt, omdat de meervouden niet volgens regels worden gevormd. Er bestaan in de standaardtaal nogal wat varianten naast elkaar bij meervoudsvormen Zo kan het meervoud van ‘bar‘ (gras, kruid) niet alleen ‘barëra‘ zijn, maar ook ‘barna‘. Voor elk woord is er een meervoudsvorm die apart geleerd moet worden (Camaj, 1984). - Naamvalsmarkering: nominatief, vocatief, accusatief, genitief, datief, ablatief. In het standaard Nederlands worden genitief, datief en accusatief bijna nooit meer gebruikt behalve in vaste combinaties (heer des huizes). In het Albanees worden de naamvallen wel actief gebruikt, behalve de vocatief, die wordt bijna nooit gebruikt en lijkt bovendien altijd op de nominatieve naamval. Ablatief is een naamval waarmee oorspronkelijk de persoon van wie iets uitgaat of de plaats waarvandaan men vertrekt werd aangegeven. - Bepaaldheidmarkering: In tegenstelling tot het Nederlands (waar bepaaldheid wordt uitgedrukt in de lidwoorden; de/het, een), wordt in het Albanees de definietheid van het lidwoord als suffix achter het zelfstandig naamwoord geplakt. Elk zelfstandig naamwoord heeft dus een onbepaalde en bepaalde vorm. Het plaatsen van het lidwoord achter het zelfstandig naamwoord gebeurt ook in veel andere Balkan-talen, zoals in het Roemeens, Macedonisch en Bulgaars (Demiraj, 1998). Het Albanees heeft afzonderlijke verbuigingen voor mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden en voor elke naamval een onbepaalde en bepaalde vorm. In de tabel hieronder zie je de verbuigingen (in rood) voor een mannelijk zelfstandig naamwoord ‘mal‘ (=berg) en vrouwelijk zelfstandig naamwoord ‘vajzë‘ (=meisje). Bron: Camaj, M. (1984). Albanian Grammar: with exercises, chrestomathy and glossaries., p. 33
Het Albanees bevat ook veel klinkerveranderingen. Als de laatste klank van de stam een k, g, h of een beklemtoonde klinker is, worden alle achtervoegsels in in het enkelvoud met -i vervangen door -u (Camaj, 1984). Pronomina/ voornaamwoorden: Het Albanees is een pro-droptaal. Dat is een taal waarbij het subject weggelaten kan worden, omdat de betekenis ervan afgeleid kan worden van de inflectie op het werkwoord (Ouden, 2014). Er zijn 5 verschillende soorten pronomina: personal (persoonlijk), demonstratief (aanwijzend), possessief (bezittelijk), interrogatief (vragend), reflexief (wederkerend). Hieronder wordt de meest relevante informatie over de voornaamwoorden gegeven. - Persoonlijke voornaamwoorden: opgedeeld in 5 naamvallen: nominatief, accusatief, datief, genitief en ablatief. De genitief gebruikt dezelfde voornaamwoorden als de datief in combinatie met de preprositie 'i' (Newmark et al., 1982). De tabel hieronder laat de persoonlijke voornaamwoorden zien in de verschillende naamvallen. - Vragende voornaamwoorden: voorbeelden hiervan zijn kush (wie), ç(ë) (wat), Se (wat), Cili (welke), Sa (hoeveel), Ku (waar), Kur (wanneer), Si (hoe), Pse (waarom) (Camaj, 1984).
- Bijvoeglijke naamwoorden: adjectieven staan achter het zelfstandig naamwoord waar het adjectief op slaat en congrueren met geslacht, aantal, naamval en bepaaldheid door middel van een “preposed article“ dat hen voorafgaat, maar dit heeft slechts vier vormen: i, e, të, së (Newmark et al., 1982; Camaj, 1984). Wanneer het om meerdere adjectieven gaat, komen alle adjectieven na het zelfstandig naamwoord in Albanees, terwijl in het Italiaans het zelfstandig naamwoord tussen de adjectieven komt. (voorbeeld: la "terrible invasión italiana") (Dimitrova-Vulchanova, 1998). Verba/werkwoorden: Er zijn twee belangrijke vervoegingsklassen: - werkwoorden met een stam die eindigen op een klinker - werkwoorden met een stam die eindigen op een medeklinker. De grammaticale categorieën die gelden bij de werkwoordsvorming zijn: number, tense, aspect, modus: - Persono en Aantal: Het Albanees hanteert net zoals het Nederlands 1e, 2e, 3e persoon enkelvoud, 1e, 2e, 3e persoon meervoud bij werkwoordsvervoegingen. Persoon zit reeds verwerkt in de werkwoordsvervoeging en dus is het gebruik van pronomina niet nodig, slechts als men de nadruk erop wil leggen. Het Albanees is dus een pro-droptaal, in tegenstelling tot het Nederlands waar het gebruik van pronomina wel verplicht is (Kurani & Trifoni, 2014). - Tense: Het Albanees hanteert de onvoltooid tegenwoordige tijd (Present), de toekomende tijd (Future en Future Perfect) en vijf verleden tijden namelijk: Present Perfect, Definite Past, Imperfect, Past Perfect en Pluperfect (Camaj, 1884).
- Aspect: Imperfect, Aorist, Perfect. Deze drie categorieën van aspect dragen bij aan het onderscheiden van de verschillende vormen uit de verleden tijd. De Imperfect vertegenwoordigt een voortdurende actie of een gebruikelijke of herhaalde actie, dit wordt geuit in de Present en de Imperfect. Het aorist aspect drukt een actie uit die op een enkel moment in het verleden werd uitgevoerd, uitgedrukt in de Definite Past. Het aspect Perfect drukt een actie uit die voltooid is vóór een tijdelijk referentiepunt en wordt uitgedrukt in de drie perfecte tijden (Present Perfect, Past Perfect, Pluperfect). - Modus: In het Albanees zijn er 7 modussen: indicatief, admirative, subjunctief, conditioneel, optatief, imperatief en jussive.
|