Morfologie
Voor het uitleggen van de morfologie worden de Birmese uitingen ingedeeld in drie typen: narratieve (verhalende zin), imperatieve (gebiedende wijs) en equationele of naamwoordelijke zinnen.
Deze drie typen hebben hun eigen ontkennende vormen en de narratieve en equationele zinnen hebben hun eigen vraagvormen. Daarnaast komen nog subordinerende morfemen voor om bijzinnen te vormen.
Vraagvormen Bij de vragende vormen van de narratieve en equationele zinnen wordt het narratieve of equationele gedeelte van de zin gevolgd door -lâ of -lê. In een narratieve vraagzin wordt -té (zie boven) vervangen door -θa-. De suffixen -mé en -pí worden vervangen door de atonale vormen -ma- en -pa-; -yè en -kè blijven onveranderd. Bijvoorbeeld: θwâmé ((he) will go) wordt θwâmalâ (will (he) go?). Om equationele zinnen vragend te maken wordt -lâ of -lê toegevoegd. Bijvoorbeeld: θú zagabyán (he (is an) interpreter) wordt θú zagabyánlâ ((is) he (an) interpreter?). Ontkenningen Een ontkennende narratieve zin bestaat uit een narratief gedeelte, waarbij het negatieve prefix ma- bij het hoofdwerkwoord wordt gevoegd en het finale morfeem wordt vervangen door het negatieve finale morfeem -phû. Bijvoorbeeld: θwâdé, θwâmé, θwâbí ((he) goes/went, will go, has gone) wordt maθwâbû ((he) does not go/did not go, will not go, has not gone). Bij een imperatieve ontkennende zin wordt ma- toegevoegd aan het hoofdwerkwoord en volgt aan het einde van de zin het morfeem -nè. Bijvoorbeeld: θwâ (go) wordt maθwânè (do not go). Een ontkennende equationele zin krijgt mahoupphû (it's not so) aan de zin toegevoegd. Bijvoorbeeld: θú zagabyán (he (is an) interpreter) wordt θú zagabyán mahoupphû (he (is) not (an) interpreter). Subordinerende morfemenSubordinerende morfemen zijn morfemen waarop een bijzin volgt. De morfemen -ʡáun, -hmà, -lòu, -péidè, -péimè, -tò, -yín, -yínlê, -yîn en -pí worden hierbij gebruikt voor verschillende omstandigheden als doel, oorzaak, concessie, tijd en conditie, zoals wij in het Nederlands verschillende soorten voegwoorden gebruiken (als, zodat, wanneer, terwijl, …) |