Syntaxis
Volgorde
De woordvolgorde in een zin in het Kurmanci is gelijk aan de woordvolgorde van een Nederlandse bijzin. Dit betekent dat het werkwoord achteraan in de zin staat (Klaas een brief schrijft). Kurmanci is hiermee een SOV-taal. Deze woordvolgorde is strikt. Ook in vraagzinnen wordt deze woordvolgorde aangehouden (Mahalingappa, 2009). Het onderwerp wordt altijd uitgedrukt in de zin en kan niet weggelaten worden. Congruentie Het Kurmanci heeft een ergatieve constructie, die alleen gebruikt wordt bij de verleden tijd van transitieve werkwoorden. In alle andere gevallen is de syntaxis accusatief. In de ergatieve constructie neemt het transitieve onderwerp de oblique vorm, terwijl het lijdend voorwerp de directe vorm heeft. Het werkwoord congrueert dan met het lijdend voorwerp. Er verandert hierbij niets aan de volgorde van de zin Transitiviteit In het Nederlands is het onderwerp van een intransitieve zin (Ik loop) hetzelfde gemarkeerd als het onderwerp van een transitieve zin (Ik zie hem). Het lijdend voorwerp is anders gemarkeerd (Hij ziet mij). Het werkwoord congrueert met het onderwerp. In het Kurmanci is dit voor de tegenwoordige tijd net als voor het Nederlands zoals te zien is in onderstaande voorbeeldzinnen 'Ik val' en 'Ik zie hem': Intransitief: Ez di-kev-im Ik val Transitief: Verleden tijd
Bij intransitieve zinnen in de verleden tijd is het onderwerp gelijk aan de tegenwoordige tijd. Bij transitieve zinnen is er geen congruentie van het werkwoord met het onderwerp, maar congruentie van het werkwoord met het voorwerp. Het onderwerp staat dan niet meer in de directe vorm, maar in de oblique vorm. Het voorwerp staat dan niet meer in de oblique vorm, maar in de directe vorm. Hiermee heeft het Kurmanci gespleten ergativiteit op de verleden tijd. De directe vorm en de oblique vorm zijn gekruist zoals te zien is in onderstaande tabel
Ontkenning
Een ontkennende zin in het Kurmanci wordt gemaakt door een prefix voor het werkwoord te plaatsen (Gündogdu, 2014). In de tegenwoordige tijd wordt n(a)- toegevoegd aan het werkwoord, in de verleden tijd is dit n(e)-. De prefix voor ontkenning sluit de aanwezigheid van andere tijdsmarkeringen als prefix uit. Bij ontkenning wordt de prefix om tegenwoordige tijd aan te geven daarom vervangen door n(a)-, zoals te zien in onderstaand voorbeeld. dıčım “I am going” načım “I am not going” In de verleden tijd wordt de tijdsmarkering als een suffix toegevoegd aan het werkwoord, daarom blijft de markering voor de verleden tijd wel aanwezig bij een ontkennende zin in de verleden tijd. čubun “We/You/They had gone” nečubun “We/You/They had not gone” De prefix voor ontkenning gaat niet samen met een prefix die een tijdsmarkering aangeeft. Hierop is één uitzondering. Bij de ‘past continuous tense’ komt de prefix voor negatie wel voor de tijdsmarkering dı-: nedıčum “I was not going” Daarnaast zijn er nog een aantal onregelmatige vormen waarbij tijdsmarkeringen als infix voorkomen en negatie dan ook als infix voorkomt: radızem “I am sleeping” ranazem “I am not sleeping” Mogelijke problemen als gevolg van transfer Als ouders de ergatieve naamval gebruiken en het kind de ergatieve naamval weglaat, kan het om een interferentiefout gaan. In dat geval beïnvloedt de tweede taal (het Nederlands) dus de eerste taal (het Kurmanci) in plaats van andersom. In een onderzoek naar de verwerving van Spaans (absoluut) en Baskisch (ergatief) werd namelijk gevonden dat tweetalige kinderen vaker en langer dan eentalige kinderen, de ergatieve markering in het Baskisch weglieten door interferentie vanuit het Spaans (Austin, 2007). |