Transferfouten
Het Duits en het Nederlands zijn sterk verwante talen met veel overeenkomsten. Juist door die overeenkomsten ligt het voor de hand dat moedertaalsprekers van het Duits hun talige kennis zullen transfereren naar het Nederlands. Vaak zal dit goed gaan (positieve transfer) en soms niet (negatieve transfer). Het hoeft dus in ieder geval geen teken van een TOS te zijn als onderstaande fouten worden gemaakt door tweetalige Duits-Nederlandstalige kinderen.
Fonologie De CV- structuren van het Duits en het Nederlands lijken in principe veel op elkaar. Maar voor Duitse kinderen met Nederlands als tweede taal zouden de volgende klanken problemen kunnen veroorzaken omdat deze niet voorkomen in het Duits. - De [œj] als in ‘huis’ - De [e:w] als in ‘leeuw’ - De hardere [ɣ] als in ‘gat’ en ‘lach’ - De combinatie [sx] als in ‘schoen’ Morfologie Met name het verschil tussen de synthetische opbouw van het Duits en de analytische opbouw van het Nederlands zou kunnen leiden tot taalfouten van tweetalige kinderen beiderzijds, vooral omdat deze vormen zo saillant zijn in het Duits. Als een synthetisch opgebouwde Nederlandse zin wordt geproduceerd, zal dit archaïsch klinken, bijvoorbeeld: “Dat is de hond onzer buren”. Syntaxis De woordvolgorde in het Duits en Nederlands komen grotendeels overeen. Het grootste verschil in de syntaxis is het naamvalssysteem, maar aangezien dit systeem complexer is in het Duits zal dit voor het Nederlands geen grote problemen veroorzaken. Pragmatiek In het Duits bestaat een aparte werkwoordsvorm voor ‘u’, daarom zou gebruik van met ‘u’ misschien verkeerd worden gebruikt of worden vermeden in het Nederlands. Daarnaast wordt in het Duits vaak de aanvoegende wijs (Konjunktiv II) gebruikt om iets beleefd of sympathiek te zeggen. Hier zijn verschillende manieren en vormen voor in het Duits waardoor het mogelijk is dat een kind in het Nederlands vormen probeert te maken die niet bestaan, bijvoorbeeld naar analogie van vorming van Konjunktiv II. Het Nederlandse “gaan + infinitief” in overdrachtelijke zin wordt in het Duits met “zullen of willen + infinitief“ aangeduid. Voorbeeld van een fout: “We zullen fietsen” in plaats van “We gaan fietsen”. Ten slotte wordt in het Duits veel minder gebruik gemaakt van verkleinwoorden waardoor hier problemen in kunnen voorkomen bij kinderen met Duits als moedertaal. |