Transferfouten
Het Singalees verschilt in een aantal opzichten van het Nederlands. Hierdoor kunnen er problemen ontstaan in de fonologie, morfologie en syntaxis in de Nederlandse taal als gevolg van transfer. Als deze problemen in het Nederlands worden geconstateerd, hoeft dit dus geenszins op een taalontwikkelingsstoornis te duiden.
Fonologie In het Singalees komen een aantal fonemen voor die niet in het Nederlands voorkomen: /e/, /æ/, /æː/, /a/, /o/, /ᵐb/, /ⁿ̪d̪/, /ᶯɖ/, /ɳ/, /ɲ/, /ʈ/, /tʃ/, /ɖ/, /dʒ/, /ɡ/, /ᵑɡ/ en /h/. Deze fonemen zijn in het groen weergegeven in Tabel 3 en Tabel 4. Daarnaast zijn er klanken die wel in het Nederlands voorkomen, maar niet in het Singalees. Dit zijn de vocalen /ɪ/, /ʏ/. /ɛ/. /ɔ/, /ɑ/, /y/, /yː/, /øː/, /œː/, /ɛː/ en /ɔː/, de consonanten /ʔ/, /g/, /v/, /z/, /ʒ/, /x/, /ɣ/ en /ɦ/ en de (semi-)diftongen /ɛi/, /œy/, /ɔi/, /ɑu/, /ɑi/, /iu/,/yu/, /ui/, /eːu/, /oːi/ en /aːi/. Mogelijk zullen vooral de diftongen tot problemen leiden, aangezien die gehele klankcategorie niet voorkomt in het Singalees. Daarnaast zullen leerders van het Nederlands met Singalees als moedertaal mogelijk de Singalese reductie van de /e/, /æ/, /o/ en /a/ tot [ə] ook toepassen in het Nederlands. In dat geval zou bijv. ‘draken’ uitgesproken worden als [drəkən]. Alle syllabestructuren die in het Singalees voorkomen bestaan ook in het Nederlands. In het Nederlands bestaan er echter structuren die in het Singalees niet mogelijk zijn, zoals CVCCCC (bijv. in ‘herfst’) en CCCVVC (bijv. in ‘straat’). De uitspraak van de begin- en eindclusters van deze Nederlandse woorden kunnen mogelijk tot problemen leiden bij kinderen met het Singalees als moedertaal. Een laatste fonologische moeilijkheid die kinderen met het Singalees als moedertaal mogelijk tegenkomen bij het leren van het Nederlands is eindverstemlozing. In het Singalees treedt eindverstemlozing namelijk slechts in een erg beperkt aantal gevallen op, terwijl dat in het Nederlands vrijwel altijd optreedt. Uitspraak Een belangrijk verschil tussen het Singalees en het Nederlands is dat er een aantal klanken zijn die niet voorkomen in het Singalees, bijvoorbeeld driftongen. Tevens kunnen er problemen ontstaan met de eindverstemlozing, wat in het Nederlands vrijwel altijd voorkomt. Syllabestructuur In het Nederlands kennen wij een aantal syllabestructuren, zoals CVCCCC (herfst) en CCCVVC (straat). Deze syllabele structuren zijn voor leerders van het Nederlands met Singalees als moedertaal lastig zijn, omdat deze niet voorkomen. Morfologie Kinderen met Singalees als moedertaal die Nederlands leren lopen mogelijk tegen een aantal moeilijkheden aan. Zo bestaan er in het Singalees geen lidwoorden, maar wordt definietheid met een suffix op het zelfstandig naamwoord uitgedrukt. Mogelijk worden om die reden in het Nederlands lidwoorden weggelaten. Een ander verschil tussen het Nederlands en het Singalees is dat in het Nederlands geen naamvalsmarkering zichtbaar is op zelfstandige naamwoorden. In het Singalees bestaan daarentegen vier tot zes verschillende naamvalsuitgangen per zelfstandig naamwoord. Dit gebrek aan naamvalsmarkering zal echter waarschijnlijk niet tot problemen leiden. Uit onderzoek van De Jong en Orgassa (2007) blijkt namelijk dat kinderen met een eerste taal met een rijke morfologie, zoals het Singalees, relatief weinig moeite hebben met het leren van een tweede taal met een minder rijke morfologie, zoals het Nederlands. Ook de Nederlandse voornaamwoorden kennen minder naamvallen dan hun Singalese tegenhangers. Dit zal waarschijnlijk echter ook niet tot problemen leiden. Hetzelfde geldt voor het feit dat het Nederlands minder verschillende deiktische vormen kent, aangezien het Nederlands niet een compleet andere indeling heeft, maar slechts een aantal categorieën die het Singalees kent samengenomen heeft. Het belangrijkste verschil tussen de twee talen op het gebied van werkwoordsmorfologie is wellicht dat er in het gesproken Singalees in tegenstelling tot in het Nederlands geen sprake is van congruentie tussen het onderwerp en de persoonsvorm. Mogelijk zullen de Nederlandse werkwoordsmorfemen ‘-t’ en ‘-en’ daarom weggelaten worden door kinderen met Singalees als moedertaal. Het is echter niet zo dat er in het Singalees geen werkwoordssuffixen bestaan. Tijd en aspect worden wel morfologisch uitgedrukt, waarbij elk kenmerk een eigen morfeem kent. Er vindt dus stapeling van morfemen plaats (zie (10) hierboven). Dit leidt in het Nederlands mogelijk tot stapeling van tijds- en persoonsmorfemen, zoals ‘hij ren-de-t’ in plaats van ‘hij ren-de’. Een ander verschil tussen de Singalese en Nederlandse werkwoordsmorfologie is dat in het Singalees de tegenwoordige tijd gemarkeerd wordt met een extra suffix, terwijl dat in het Nederlands juist geldt voor de verleden tijd. Om die reden zou het Nederlandse verledentijdssuffix mogelijk juist bij de tegenwoordige tijd gebruikt worden. Daarnaast treedt er bij sommige Singalese werkwoordsvormen, zoals deelwoorden die een voortdurende actie aanduiden, reduplicatie op (zie (11) hierboven). Het is niet uit te sluiten dat deze reduplicatie overgenomen wordt in het Nederlands. Het gebruik van adjectieven zal mogelijk ook tot problemen leiden. In het Singalees is er namelijk geen congruentie tussen het adjectief en het zelfstandig naamwoord waar het bij staat. In het Nederlands is dat in beperkte mate wel het geval. Dit zal mogelijk leiden tot uitingen als ‘het groot huis’. Aan de andere kant worden telwoorden in het Singalees wel vervoegd voor definietheid en naamval, terwijl dat in het Nederlands niet het geval is. Mogelijk leidt dit tot zinnen als ‘het zesse huis’ in analogie naar ‘het grote huis’. Het laatste morfologische verschil tussen het Singalees en het Nederlands is dat sommige Singalese postposities vervoegd worden voor naamval. Het Nederlands kent deze vervoeging niet bij zijn preposities. Omdat er geen Nederlandse naamvalsuitgangen zijn die aan de preposities toegevoegd kunnen worden, zal dit echter waarschijnlijk niet tot problemen leiden. Een aantal van de hierboven genoemde moeilijkheden, zoals het weglaten van de morfemen ‘-t’ en ‘-en’ en het stapelen van deze twee morfemen bovenop verledentijdsmorfemen, spreken elkaar tegen. Het is echter niet exact te voorspellen welke kenmerken van het Singalees de kinderen terug zullen laten komen in hun Nederlands. Ook zullen ze waarschijnlijk niet allemaal hetzelfde doen. Verbuigingen en vervoegingen De zelfstandig naamwoorden zijn in het Singalees levend of niet-levend. Deze kunnen verschillende vormen aannemen. Definiete naamwoordgroepen en indefiniete naamwoordgroepen worden niet morfologisch gemarkeerd. Dit kan leiden tot verwarring in het Nederlands. Ook kan het zijn dat de telwoorden in het Nederlands door Singalese leerders ten onrechte worden vervoegd Werkwoorden Het Singalees kent drie werkwoordsvormen. Het kan voorkomen dat de leerders een stapeling van werkwoordsmorfemen toepassen, zoals ‘hij ren-de-t’, omdat dat in de eigen taal gewoon is. Daarnaast wordt in het Singalees de tegenwoordige tijd gemarkeerd met een extra suffix, terwijl in het Nederlands toegepast wordt in de verleden tijd. Lidwoorden Een spreker van het Singalees heeft mogelijk moeite met de lidwoorden, omdat het Singalees geen lidwoorden kent. De definietheid wordt met een suffix op het zelfstandig naamwoord uitgedrukt. Syntaxis Er zijn een aantal belangrijke verschillen in de woordvolgorde tussen het Nederlands en het Singalees. Zo is het Singalees een redelijk strikte SOV-taal, terwijl in het Nederlands, hoewel het een SVO-taal is, de persoonsvorm in hoofdzinnen op de tweede zinsplaats wordt gezet. Het zou daarom niet verwonderlijk zijn als kinderen met Singalees als moedertaal de Nederlandse persoonsvorm aan het eind van de zin zouden zetten, met als resultaat zinnen als ‘Ik hem zie’. Daarnaast kent het Singalees geen voorzetsels, maar achterzetsels, waardoor zinnen als ‘ik loop straat op’ zouden kunnen ontstaan. Ook staan Singalese telwoorden achter het zelfstandig naamwoord, wat tot naamwoordgroepen als ‘boeken twee’ zou kunnen leiden. In de plaatsing van adjectieven, genitieven, aanwijzende voornaamwoorden en kwalificeerders worden geen problemen verwacht, omdat die in het Singalees net als in het Nederlands voor het zelfstandig dan wel bijvoeglijk naamwoord geplaatst worden. Ook in de plaatsing van bijzinnen bestaan er verschillen tussen het Nederlands en het Singalees. Zo worden betrekkelijke bijzinnen in het Singalees in tegenstelling tot in het Nederlands geplaatst voor het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen. Een kind met Singalees als moedertaal zal dus mogelijk zinnen als ‘ik heb die in de kast staan de boeken gelezen’ uiten. Daarnaast worden betrekkelijke bijzinnen altijd voor de hoofdzin geplaatst. In het Nederlands is plaatsing achter de hoofdzin echter ook mogelijk. Het kan dus zijn dat kinderen met Singalees moeite hebben met zinnen als ‘ik ga wat eerder weg, als je het niet erg vindt’. Singalese vraagzinnen kennen ook woordvolgorde die afwijkt van die van Nederlandse vraagzinnen. In het Nederlands wordt het bevraagde element in niet-gemarkeerde vraagzinnen naar de eerste zinsplaats gehaald, terwijl die in het Singalees op zijn gebruikelijke plaats blijft staan. Wellicht leidt dit tot Nederlandse zinnen als ’gisteren gaf jij wat aan hem?’, die in het Nederlands alleen in heel specifieke contexten gebruikt worden. Daarnaast kent het Singalees een vraagmarkeerder ‘də’. Het is mogelijk dat om die reden Nederlandse vraagwoorden als ‘wat’ aangezien worden als vraagmarkeerder en daarom ook in ja/nee-vragen gebruikt worden, met zinnen als ‘wil je iets drinken wat?’ als gevolg. Ook sommige ontkenningen worden in het Singalees op een andere plaats gezet dan in het Nederlands. De plaatsing van een ontkenning van een hele zin, namelijk achter het werkwoord, komt wel overeen met het Nederlands: ‘ik woon niet in Sri Lanka’. De ontkenning van een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord wordt in het Singalees echter op een andere positie uitgedrukt dan in het Nederlands, namelijk achter datgene dat ontkend wordt. In het Nederlands zou dat leiden tot zinnen als ‘dat is boek geen’ en ‘dat is een blauw niet boek’. Daarnaast wordt bij Singalese werkwoorden het voorvoegsel no- gebruikt. Het zou zo kunnen zijn dat het Nederlandse ‘geen’ of ‘niet’ als voorvoegsel wordt opgevat, wat zinnen als ‘ik niet-woon in Sri Lanka’ tot gevolg heeft. Verder komt de distributie van nææ en nemey niet helemaal overeen met die van ‘niet’ en ‘geen’ wat in het Nederlands mogelijk leidt tot de keuze van het verkeerde ontkennende woord. Niet alleen in de woordvolgorde zitten verschillen tussen het Nederlands en het Singalees, maar ook in het al dan niet zichtbaar uitdrukken van bepaalde woorden en verbanden zitten een aantal grote verschillen. Zo zullen sprekers van het Singalees in het Nederlands mogelijk verplichte voornaamwoorden weglaten. Aangezien het Singalees een pro-droptaal is, mogen in die taal voornaamwoorden weggelaten worden als uit de context duidelijk is wie of wat er bedoeld wordt. In het Nederlands is het echter niet mogelijk om deze voornaamwoorden weg te laten. Op een vraag als ‘zie jij de bal?’ kan dus een antwoord als ‘ik zie niet’ verwacht worden. Daarnaast wordt in zinnen met een naamwoordelijk of adjectivaal predicaat mogelijk het koppelwerkwoord weggelaten. In het Singalees wordt in zulke zinnen immers geen koppelwerkwoord gebruikt. Verder kan verwacht worden dat het woord ‘en’ niet gebruikt wordt, aangezien het Singalees coördinatie niet (zichtbaar) uitdrukt. Verder kent het Singalees geen passiefconstructie die vergelijkbaar is met die in het Nederlands. Dit gebrek aan vergelijkingsmateriaal in het Singalees leidt mogelijk tot moeilijkheden met de verwerving van de Nederlandse passiefconstructie. De laatste mogelijke moeilijkheid in de Nederlandse syntaxis voor kinderen met Singalees als moedertaal is het uitdrukken van bezit. In het Singalees wordt daar namelijk geen werkwoord voor gebruikt, zoals in het Nederlands, maar een locatief voorzetsel. Dit leidt mogelijk tot zinnen als ‘bij mij is een boek’ in plaats van ‘ik heb een boek’ in het Nederlands. Woordvolgorde De woordvolgorde in het Singalees is anders dan in het Nederlands, ze gebruiken namelijk een SOV-volgorde. De persoonvorm zal daarom aan het eind van de zin geplaatst worden. Ook kent het Singalees enkel achtervoegsels, in plaats van voorvoegsels. Het is gebruikelijk om de telwoorden achter de zelfstandig naamwoorden en de betrekkelijke bijzinnen voor het zelfstandig naamwoord te plaatsen. Tevens kunnen de ontkenningen geplaatst worden achter hetgeen wat ontkent wordt en kan er gekozen worden voor het verkeerde ontkennende woord. Tot slot is het Singalees een pro-drop taal, waardoor er mogelijk in het Nederlands problemen ontstaan met het weglaten van persoonlijk voornaamwoorden, koppelwerkwoorden en voegwoorden. Uitdrukkingen Mogelijk hebben leerders van het Nederlands met moedertaal Singalees problemen met passiefconstructies en bezit. Het Singalees kent onze vormen niet. Voor bezit gebruiken zij voor bezit een locatief voorzetsel in plaats van een werkwoord. Pragmatiek Hoewel de basis van het Nederlandse en het Singalese beleefdheidssysteem, namelijk het uitdrukken van verschillen in aanzien, hetzelfde is, worden er toch problemen verwacht in het Nederlands. Het woord ‘u’ wordt namelijk gezien als het geluid dat een koe maakt en wordt het daarom als onbeleefd gezien. Dit alles leidt mogelijk tot een verminderd gebruik van ‘u’. Net als in sommige andere Aziatische culturen is het in de Sri Lankaanse cultuur onbeleefd om personen die hoger geplaatst zijn aan te kijken. Dit geldt bijvoorbeeld voor oudere mensen en leraren. Aangezien een logopedist of taal-spraakpatholoog waarschijnlijk als een soort leraar gezien zal worden, is het goed mogelijk dat een kind zijn logopedist of taal-spraakpatholoog niet aan zal kijken. Het niet aankijken van de gesprekspartner zal daarom niet direct als antisociaal gedrag opgevat moeten worden, maar als een uiting van de Sri Lankaanse cultuur. Het Singalees is een beleefdheidstaal, met veel onderscheidingen. In het Singalees is de betekenis van “u” onbeleefd, waardoor dit mogelijk tot problemen kan leiden bij het leren van het Nederlands. Vragenlijst in relatie tot problemen in het Nederlands. Wanneer hier vaak 'ja' op wordt geantwoord, is er mogelijk sprake van negatieve transfer vanuit het Singalees.
|