Fonologie
Het Mandinka heeft veel dezelfde spraakklanken als West-Germaanse talen. Het alfabet bestaat uit het Latijnse schrift. Er bestaan er een aantal fonologische verschillen tussen het Mandinka en het Nederlands.
Het Mandinka heeft twee tonen, namelijk hoog en laag. Een zelfstandig naamwoord heeft altijd óf alleen maar hoge lettergrepen, of alleen maar lage lettergrepen. Om een zelfstandig naamwoord te maken, wordt een klinker achter een woord gevoegd. Het standaard achtervoegsel neemt een stijgende toon aan op zelfstandig naamwoorden met een hoge toon en een dalende toon op zelfstandig naamwoorden met een lage toon. búŋ = a room > búŋò = the room tèŋ = a palm tree > tèŋô = the palm tree kídí = a gun > kídòò = the gun kòrdàà = a house > kòrdáà = the house Het alfabet Het Mandinka alfabet bestaat uit tweeëntwintig letters uit het Latijnse alfabet; vijf klinkers en zeventien medeklinkers. Het Mandinka bevat de volgende klinkers: i, e, a, o, u. Iedere klinker kan lang of kort zijn. Het Mandinka bevat geen nasale klinkers. Voor nasale klanken worden medeklinkers gebruikt. Het Mandinka bevalt de volgende medeklinkers:
Beklemtoning en CV-structuur De klemtoon van een woord in het Mandinka wordt over het algemeen altijd op de stam van het woord geplaatst. In het Nederlands valt de klemtoon vaak op de eerste lettergreep van een woord. Dit is dus een verschil tussen beide talen. De CV-structuur (medeklinker-klinkerstructuur) komt wel overeen met het Nederlands. In beide talen kan het bijvoorbeeld voorkomen dat er drie medeklinkers tussen twee klinkers zitten (Nys, 1998). |