Fonologie
De fonemen in het Turks corresponderen één-op-één met de letters (Mengusoglu & Deroo, n.d.). Turks heeft negen vocalen (a, â, e, ı, i, o, ö, u, ü) en eenentwintig consonanten (b, c, ç, d, f, g, ğ, h, j, k, l, m, n, p, r, s, ş, t, v, y, z). Hiervan zijn alleen de /ç/: [tʃ], /ş/: [ʃ ] en /ğ/ niet van het Latijnse alfabet afkomstig. De ğ (de zachte g) wordt niet uitgesproken, maar zorgt wel voor een lange uitspraak van de voorafgaande klinker. In tegenstelling tot het Nederlands, hebben woorden in het Turks een CVC-structuur. Dit houdt in dat er, behalve de /ng/, geen consonantclusters en diftongen voorkomen en dat er altijd maar één klinker in een lettergreep zit. Turkse T1-sprekers plaatsen dan ook vaak een vocaal tussen de consonanten in geleende woorden (Çarki, Geutner & Schultz, 2000).
Er zijn een aantal consonanten waarbij er geen 1 op 1 relatie is tussen het Turks en het Nederlands. De /c/ is in het Nederlands stemloos en kan als [k] of [s] uitgesproken worden, terwijl de /c/ in het Turks stemhebbend is en als [ʤ] wordt uitgesproken. Ook de /j/ wordt in het Turks als [ʤ] uitgesproken. De /y/ klinkt in het Turks alleen als de Nederlandse [j] en wordt niet gebruikt als klinker. De /ch/ en de /x/ komen in het Turks niet voor. De /h/ kan in het Turks als [x] (Nederlandse /ch/ en /g/) en [h] worden uitgesproken. Het Turks kent alleen de /v/ als schrijfwijze voor [v] en [w]. De /ş/ wordt in het Turks uitgesproken als [ʒ]. Deze klank kennen we in het Nederlands bij de uitspraak van ‘garage’ en ‘journaal’ en moet dus als een /g/ of /j/ geschreven worden. Ook de letters /ҫ/ en /ğ/ kent het Nederlands niet. De klank [tʃ] die als /ҫ/ wordt geschreven, kennen we in het Nederlands in het woord ‘tsjirpen’ en in Engelse leenwoorden als ‘chip’ en kan dus als /tsj/ of /ch/ geschreven worden. De /ğ/ kan in het Nederlands geschreven worden als /g/ of /ch/ (De Bakker 2012). De klinkers die het Turks kent, komen allemaal voor in het Nederlands. Twee klinkers moeten worden echter wel anders geschreven worden. De Turkse /â/, /ü/ en /ö/ worden respectievelijk geschreven als /aa/, /uu/ en /eu/. Klinkers die niet in het Turks voorkomen, maar wel in het Nederlands zijn: [ә] - /e/, [e] - /ee/, [o] - /oo/, [Y] - /u/, [au] - /au/ en /ou/, [ԑi] - /ij/ en /ei/ en [œy] - /ui/ (De Bakker 2012). De Turkse taal wordt naast de agglutinatie en het ontbreken van een grammaticaal geslacht, door de klinkerharmonie gekenmerkt. Deze kent drie regels. Ten eerste zijn alle klinkers óf voor- (a, ı, u, o) óf achterklinkers (e, i , ü, ö). De tweede regel bestaat uit drie onderdelen: - de opvolgers van de eerste klinker die open is (a, e, ı, i), zijn ook open - als de eerste klinker een geronde klinker (u, o, ü, ö) is, zijn de opvolgers óf hoog en geronde klinkers (u, ü) óf laag en open (a, e) klinkers - de klinkers o en ö kunnen alleen in de eerste lettergreep van het woor voorkomen. De derde regel is dat woorden nooit op de medeklinkers b, c, d en g eindigen (Dalkiliç & Dalkiliç, 2002). |