Transferfouten
Problemen die het gevolg zijn van transfer zijn niet direct een indicatie van een taalontwikkelingsstoornis. Indien de problemen die hieronder beschreven worden langdurig aanhouden, kan dit wel een indicatie zijn van een TOS.
Fonologie Er zijn een aantal consonanten die voor Turkse leerders van het Nederlands moeilijk kunnen zijn. De /c/ wordt in het Nederlands anders uitgesproken, namelijk als [k] of [s] in plaats van [ʤ]. De /j/ wordt in het Turks ook als [ʤ] uitgesproken, maar niet in het Nederlands. De /y/ klinkt in het Turks alleen als de Nederlandse [j] en wordt niet gebruikt als klinker. De /ch/ en de /x/ komen in het Turks niet voor. De /h/ kan in het Turks als [x] (Nederlandse /ch/ en /g/) en [h] worden uitgesproken. Het Turks kent alleen de /v/ als schrijfwijze voor [v] en [w]. T2-leerders zullen dit onderscheid in het Nederlandse schrift moeten leren. De /ş/ wordt in het Turks uitgesproken als [ʒ]. Deze klank kan in het Nederlands geschreven worden als /g/ of /j/. De letters /ҫ/ en /ğ/ kent het Nederlands niet en worden respectievelijk als /tsj/ of /ch/ en /g/ of /ch/ geschreven. Deze verschillen zullen in het verwervingsproces wat extra tijd kosten. In het Turks komen consonantclusters zeer weinig voor (alleen bij enkele woorden aan het eind van een lettergreep, zoals türkler 'Turken'). De uitspraak van woorden als ‘klopt’ en ‘schrift’ kan daarom voor problemen zorgen. Er kan verwacht worden dat T2-leerders klinkers toevoegen om de uitspraak te vergemakkelijken. Klinkers die niet in het Turks voorkomen, maar wel in het Nederlands zijn: [ә] - /e/, [e] - /ee/, [o] - /oo/, [Y] - /u/, [au] - /au/ en /ou/, [ԑi] - /ij/ en /ei/ en [œy] - /ui/. Deze klinkers zullen moeilijk te leren zijn. Morfologie Aangezien het Turks een taal is met een rijke werkwoordsmorfologie, valt niet te verwachten dat T2-leerders in het Nederlands moeite zullen hebben bij de vervoeging van werkwoorden. Het kan voorkomen dat ieder werkwoord een vervoeging krijgt, terwijl het eigenlijk een nulmorfeem heeft. Het gebruik van hulp- en koppelwerkwoorden kan lastig worden gevonden, omdat deze apart vervoegd moeten worden en los staan van het werkwoord. Ook het gebruik van ‘niet’ in plaats van een suffix om een ontkenning aan te geven, zal aangeleerd moeten worden. Een T2-leerder kan ook problemen ondervinden bij de vorming van een vraagzin. In het Nederlands worden vraagwoorden aan het begin van de zin geplaatst, terwijl vraagwoorden in het Turks in de zin blijven staan. De vervoeging van bijvoeglijke naamwoorden zal voor Turkse leerders van het Nederlands lastig zijn. Bijvoeglijke naamwoorden worden in het Turks niet vervoegd en kennen daar dus ook geen afhankelijkheid van het geslacht van het zelfstandig naamwoord waar het iets over zegt. Syntaxis Aangezien de woordvolgorde in Nederlandse hoofdzinnen afwijkt van de woordvolgorde in het Turks kunnen hier problemen verwacht worden. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de plaatsing van een hulpwerkwoord hierbij ook fout zal gaan. Het hulpwerkwoord is in het Turks onderdeel van het werkwoord. Om deze reden kan verwacht worden dat het hulpwerkwoord samen met het zelfstandige werkwoord aan het einde van de zin wordt geplaatst. Dat deze twee werkwoorden los van elkaar geplaatst kunnen worden, zal geleerd moeten worden. Turkse leerders van het Nederlands zullen ook moeten leren dat onderwerpen in het Nederlands niet weggelaten kunnen worden. Het Nederlands is in tegenstelling tot het Turks geen pro-drop taal. Op dit gebied worden ook fouten verwacht. |