Morfologie
De morfologie van het Turks is agglutinerend (Çarki, Geutner & Schultz, 2000). Dat betekent dat alle derivaties, verbuiging en vervoegingen, maar ook alle andere kenmerken van het woord (in een zin) door middel van suffixen worden aangegeven. Er bestaat op enige uitzonderingen na een één-op-één relatie tussen het morfeem en de functie ervan. De suffixen met verschillende kenmerken (subject-werkwoord congruentie, ontkenning, modaliteit, tijd- en aspectmarkering) worden achter een woord geplaatst (Wilson & Saygin, 2001). Er kan soms met weinig woorden (soms met één woord) een hele zin gevormd worden:
okul - school -da - op -(on)lar - zij -di - waren Okuldalardi. - Zij waren op school. Naamwoorden In het Turks kennen de naamwoorden geen grammaticaal geslacht. Wanneer het geslacht van een woord aangeduid moet worden, wordt er gebruik gemaakt van een zelfstandig naamwoord met de betekenis van man of vrouw. Hiernaast komt er in het Turks alleen een onbepaald lidwoord voor: ‘bir’. Woorden kunnen in het meervoud worden gezet door het suffix –lEr toe te voegen. - çocuk – çocuklar / kind – kinderen - erkek – erkekler / man – mannen De klinker van het suffix past zich vanwege de klinkerharmonie aan aan de laatste klinker van het naamwoord of werkwoord waaraan het toegevoegd wordt. Om deze reden staat de ‘e’ met een hoofdletter geschreven. Afhankelijk van de andere klinkers in het woord, wordt deze E een e of een a. De hoofdletter I representeert vier verschillende schrijfwijzen en klanken. Afhankelijk van de andere klinkers in het woord, staat deze I voor een i, een ι (i zonder puntje), een u of een ü. In het Turks worden zes naamvallen gebruikt: 1. Nominatief: geeft aan dat het om het onderwerp van de zin gaat en heeft geen suffix: -Ø 2. Genitief: geeft een bezit aan en gebruikt daarvoor het morfeem –(n)In 3. Datief: geeft een richting of meewerkend voorwerp aan: -(y)E 4. Accusatief: geeft een lijdend voorwerp aan: -i/-ı/-u/-ü 5. Locatief: geeft een tijd of plaats aan: –dE/-tE 6. Ablatief: geeft een oorsprong of vertrekplaats aan: -dEn/-tEn De volgorde van suffixen is normaliter: stam-aantal-bezit-casusmarkering. Binnen één woord kunnen zelfs zeven morfemen gebruikt worden (Babur, Rothweiler & Kroffke, 2007) (3): (3): Evlerindekileri gördük. – We hebben gezien wat in hun huizen zijn/waren (gördük = wij hebben gezien) Ev – ler – i – nde – ki – ler – i – (wat in in hun huizen) Stamm – Plular – Possesief – Lokatief – Relatief – Plural – Akkusatief Bijvoeglijke naamwoorden worden in het Turks niet verbogen om congruentie te vertonen met het zelfstandige naamwoord of werkwoord waar het bij hoort. Indien een bijvoeglijk naamwoord onderdeel is van het naamwoordelijk gezegde, krijgt het de uitgang –um, wat normaal de uitgang is voor de eerste persoon enkelvoud (ik), omdat het koppelwerkwoord dan weggelaten wordt. Het bijvoeglijke naamwoord staat voor het werkwoord en voor het zelfstandige naamwoord (en indien van toepassing voor het lidwoord van het zelfstandige naamwoord). Voornaamwoorden Persoonlijke voornaamwoorden hoeven in het Turks niet gerealiseerd te worden, maar kunnen gebruikt worden om duidelijk te maken om wie het gaat of om extra nadruk te leggen. De persoonlijke voornaamwoorden zijn: ben, sen, o, biz, siz en onlar. Naast het gebruik van de tweede naamval is het mogelijk om een bezittelijk voornaamwoord te gebruiken om er extra nadruk op te leggen van wie iets is. Normaliter wordt dit voornaamwoord dan ook niet gebruikt. Aanwijzende voornaamwoorden worden op dezelfde manier gebruikt als in het Nederlands en krijgen een vervoeging bijpassend bij de functie die ze in de zin vervullen. Vragende voornaamwoorden staan niet vooraan in de zin, maar op een focuspositie. In een zin met een werkwoordelijk gezegde staat het vragende voornaamwoord voor het werkwoord en in een zin met een naamwoordelijk gezegde achter het onderwerp. Er is in het Turks één wederkerend voornaamwoord: kendi, dat zelfstandig en bijvoeglijk gebruikt kan worden. Indien zelfstandig gebruikt, wordt het niet vervoegt met een naamvalssuffix en heeft het de betekenis ‘eigen’. Wordt kendi bijvoeglijk gebruikt, dan wordt het wel met het juiste naamvalssuffix vervoegd en heeft het de betekenis ‘-zelf’. Werkwoorden Het Turks kent geen hulpwerkwoorden, maar wel zelfstandige werkwoorden en het koppelwerkwoord ‘zijn’. Hulpwerkwoorden zoals we die in het Nederlands kennen, worden weergegeven met een suffix. Hoofdwerkwoorden worden gevormd door aan de stam suffixen van tijd, aspect en modus en een suffix met persoonsuitgang toe te voegen. Deze suffixen kunnen worden gecombineerd om de juiste betekenis over te brengen. Markering van tijd, aspect en modus:
Een werkwoord wordt ontkennend gemaakt door –mi als suffix te gebruiken. Het suffix -mu maakt een werkwoord vragend en het suffix –n maakt een werkwoord passief. Markering van persoon: · -mak/-mek: infinitiefvorm · -um/-ım: eerste persoon enkelvoud · -sun/-sın: tweede persoon enkelvoud · -Ø: derde persoon enkelvoud · -uz/-ız: eerste persoon meervoud · -sunuz/-sınız: tweede persoon meervoud · -lar/-ler: derde persoon meervoud |