Morfologie
Het Berbers, waaronder ook het Tarifit, heeft een zeer rijke morfologie.
Berbers Naamwoorden Naamwoorden worden vervoegd naar woordgeslacht. Vrouwelijke woorden worden gekenmerkt door een /t/ aan het begin en eind van een woord. Voorbeeld: Het meervoud van naamwoorden wordt gevormd door klinkerverandering en/of suffixen (verschillend voor mannelijke en vrouwelijke woorden). Er zijn echter vele uitzonderingen op de verschillende meervoudsvervoegingen.
Voorbeeld: Naamwoorden kunnen ‘vrij’ of gebonden voorkomen. De gebonden vorm geeft een genitief (bezitsrelatie) of een andere relatie aan.
Persoonlijke voornaamwoorden komen ook vrij en gebonden voor. De vrije vorm wordt alleen gebruikt bij nadruk (zie ook onder syntaxis ). Voor alle personen (1e t/m 3e) zijn er aparte vormen voor mannelijke en vrouwelijke vormen en enkelvoud en meervoud met voor elke persoon, geslacht en getal eveneens andere uitgangen in de gebonden vorm. Ook directe en indirecte vorm verschillen van elkaar (Campbell, 2011). Werkwoordsmorfologie Er zijn veel verschillende affixen (uitgangen) die getal, persoon en tijd aan geven. Er zijn aparte uitgangen voor alle personen, apart voor meervoud en enkelvoud. Het algemene werkwoordparadigma naar persoon en getal voor Berbers is als volgt: Over de wijze waarop tijdsaspecten wordt aangeduid is geen overeenstemming (met name niet over de verschillende tijden die worden onderscheiden) (Campbell, 1995/2011).
Overige verschillen ten opzichte van Nederlands Voornaamwoorden Geen bestaat geen onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke bezittelijk voornaamwoorden. Bijvoeglijk naamwoord Er is geen specifieke vorm voor het bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk-naamwoordvorm wordt weergegeven door middel van een partikel /a/. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt in woordgeslacht of getal. Tarifit De verschillende Tarifit-dialecten hebben een gelijke morfologie (E-Rramdani, 2003). E-Rramdani (2003) heeft bij tweetalige Tarifit-Nederlands sprekende kinderen in Nederland onderzoek gedaan naar de verwerving van de morfologie (en woordvolgorde) in Tarifit. In zijn proefschrift beschrijft hij de belangrijkste morfologische verschijnselen in het Tarifit. Daarvan zijn de vorming van de meervoudsvorm en van de voltooide tijd zeer complex in Tarifit; de vervoegingen voor geslacht en getal, vervoegingen naar persoon en casus-markering zijn relatief beperkt. Meervoudsvorm De meervoudsmorfologie is zeer uitgebreid en complex in Tarifit. Vervoeging van enkelvoud naar meervoud verloopt op basis van twee processen: verandering van de klinker en toevoegen van een suffix. In de meeste gevallen gaat het bij de klinkerverandering om de verandering van /a/ in enkelvoud naar /i/ in meervoud, welke voorkomt bij ongeveer de helft van de zelfstandige naamwoorden. De suffixen zijn afhankelijk van woordgeslacht. Daarnaast komen onder andere klankverandering van de stam, deletie en invoegen van klanken en samentrekkingen van vrije morfemen in een meervoudsvorm, én volledig onregelmatige vormen voor. Voorbeeld van uitgebreidheid van de meervoudsmorfologie: Tabel 5: testitems ‘regelmatige’ meervoudsvormen getoetst in onderzoek E-Rramdani (2003) Casus-markering
De casusmarkering hangt in Tarifit samen met de gelede en ongelede vorm van het zelfstandig naamwoord. De ongelede (vrije) vorm is de neutrale vorm. De gelede vorm wordt gebruikt als het naamwoord als onderwerp na het werkwoord of na een voorzetsel komt. De verandering van de gelede vorm hangt onder andere af van het geslacht van het zelfstandig naamwoord. Over het algemeen wordt de gelede vorm bepaald door een verandering van de initiale vocaal; er zijn echter ook uitzonderingen hierop. Tabel 6: aantal voorbeelden van vervoegingen t.b.v. casusmarkering (E-Rramdani, 2003) Vervoeging naar persoon, geslacht en getal
Het werkwoord wordt vervoegd naar getal (enkelvoud - meervoud), persoon (1e, 2e, 3e) én geslacht (mannelijk - vrouwelijk). Ook hierin zijn onregelmatige vormen. Vorming van voltooide tijd (perfective) Bij de voltooide-tijdsvervoeging wordt uitgegaan van de aorist-vorm[1]. De meeste werkwoorden in het Tarifit maken geen onderscheid tussen de aorist- en de perfective-vorm (Penchoen, 1973 in E-Rramdani, 2003). In zinnen in voltooide tijd met negatie veranderen de meeste werkwoorden ten opzichte van de aorist of de perfective-bevestigende vorm. Hierbij verandert de laatste vocaal in een /i/, of wordt een /i/ toegevoegd, zoals in: uf-a (gevonden) -> ur uf-i (niet gevonden) krz (geploegd) -> ur ikr-i-z (niet geploegd) [1] De aorist is een tijd die bijvoorbeeld ook in het Grieks voorkomt en vergelijkbaar duidt op iets dat éénmalig gebeurd is in het verleden. Voor zaken die vaker gebeurd zijn in het verleden, gebruikt men het perfectum (bron: nl.wikibooks.org).
|