Morfologie
Naamwoorden
Het Tigrinya heeft zowel mannelijke als vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Het geslacht is echter niet aan het woord zelf te zien, maar komt tot uiting in lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden. Het meervoud wordt gevormd door de suffixen -at (bij woorden eindigend op een medeklinker), -tat (bij woorden eindigend op een klinker) en -tot (bij woorden eindigend op -ay). Een verschil met het Nederlands is dat het suffix niet gekozen wordt aan de hand van de vorm van het enkelvoud, maar aan de hand van de klasse waartoe het naamwoord behoort. Het Tigrinya volgt een nominatief-accusatief naamvalsysteem, net als het Nederlands. Naamval wordt echter alleen uitgedrukt in de voornaamwoorden (met onderscheid tussen nominatief, accusatief en genitief), de lidwoorden (nominatief en accusatief) en in pronominale affixen die aan het werkwoord geplakt worden. Werkwoorden Werkwoorden bestaan uit een aantal radicalen (de ‘wortels’ van de taal). Als eerste bestaat het werkwoord uit een stam met daarin de betekenis van het woord. Deze bestaat vaak uit drie medeklinkers. Dan is er een uitgang op basis van tense, aspect en mood en tot slot een uitgang die de persoon uitdrukt. De werkwoorden worden ingedeeld in een aantal klassen op basis van het soort stam, waarbij elke klasse vervolgens zijn eigen set uitgangen heeft. De werkwoorden ondergaan flexie voor het uitdrukken van valentie (het aantal argumenten inclusief het subject dat bij het werkwoord hoort), tempus, aspect, modus en persoon. Werkwoordelijke vormen die het Tigrinya gebruikt zijn de praesens, het imperfectum, de imperatief, de jussieve wijs en het gerundivum. Deze laatste vormen bestaan in het Nederlands niet als aparte werkwoordsvorm. Het gerundivum wordt, zoals in veel Ethiosemitische talen, gebruikt om het resultaat van een handeling in het verleden uit te drukken of om een gelijktijdige handeling of status te benoemen. Ook de jussieve wijs kent het Nederlands niet expliciet. Deze modus kan gezien worden als aanvulling op de imperatief: waar de gebiedende wijs zich richt op de tweede persoon (Pas op! > Jij moet oppassen.), is de jussieve wijs in het Tigrinya gericht op de eerste en derde persoon (Pas op! > Ik/Hij/Zij moet oppassen.). Het is dan wellicht ook niet vreemd dat de morfologische vervoegingen van de jussieve wijs en de imperatief in het Tigrinya niet veel van elkaar verschillen. Een ander verschijnsel dat het Nederlands niet als frequent grammaticaal element heeft, is reduplicatie. Dit komt in het Tigrinya binnen werkwoorden voor om wederkerigheid aan te duiden binnen de actie die het werkwoord uitdrukt. Voorbeeld 1 laat de basisvorm zien en voorbeeld 2 de geredupliceerde variant: 1. Baräkä ‘Hij zegende’ 2. täbäraräk ‘Zij zegenden elkaar’ Persoonlijke voornaamwoorden Het Tigrinya maakt gebruik van een complexe set van maar liefst 20 verschillende persoonlijke voornaamwoorden. Het is voor deze pagina te complex om alle vormen te benoemen, maar kort gezegd zijn de volgende aspecten van invloed op de vorming van het persoonlijke voornaamwoord: getal, persoon, geslacht, deferentie (de psychologische of pragmatische afstand tussen de spreker en de aangesprokene) en het al dan niet in de vocatief aangesproken zijn van de luisteraar. Teferra en Beyl (1978) geven de mogelijke eigenschappen van deze vijf variabelen zoals hieronder in voorbeeld 3 staat beschreven. Voor meer informatie wordt dan ook verwezen naar het artikel van deze twee auteurs: Personal Pronouns in Tigrinya. 3. Getal: enkelvoud/meervoud Persoon: eerste/tweede/derde Geslacht: mannelijk/vrouwelijk Vocatief: +vocatief/-vocatief Deferentie: informeel/matig-informeel/formeel |