Pragmatiek
In het Hindi-Urdu kunnen er verschillende niveaus van beleefdheid worden uitgedrukt met het persoonlijk voornaamwoord. Er zijn drie varianten van het persoonlijk voornaamwoord (tweede persoon): āp, tum en tū. De vorm āp wordt gebruikt in formele situaties en om respect te tonen. Het wordt gebruikt om mensen aan te spreken die ouder zijn, meer gezag hebben of op gelijke voet staan (zoals collega’s). Het is vergelijkbaar met de Nederlandse vorm u. De vorm tum wordt gebruikt voor het aanspreken van familieleden, goede vrienden en personen met een lagere sociale status (zoals een bediende). De vorm tū wordt in twee zeer verschillende situaties gebruikt. Het kan gevoelens uitdrukken van grote vertrouwelijkheid of informaliteit, bijvoorbeeld wanneer er met kleine kinderen wordt gepraat. Het kan ook gevoelens uitdrukken van boosheid en afkeer. De vorm tū wordt met de enkelvoudige vorm van het werkwoord gebruikt en de vormen tum en āp met de meervoudsvorm van het werkwoord, onafhankelijk of er één of meerdere mensen worden aangesproken (Shapiro, 2003).
Het grammaticaal partikel jī wordt gebruikt in combinatie met een eigennaam om respect aan te duiden. Het wordt tevens toegevoegd aan de woorden hām (ja) en nahīm (nee)in een context waarin āp wordt gebruikt (McGregor, 1977). Eventuele problemen bij het leren van het Nederlands als tweede taal: De beleefdheidsvorm in het Nederlands is minder uitgebreid dan in de moedertaal en zal daardoor waarschijnlijk geen problemen opleveren. De kans is wel aanwezig dat een kind bij gebruik van het persoonlijk voornaamwoord jij/u kiest voor de meervoudsvorm van het bijbehorende werkwoord, omdat dit bij twee van de drie vormen in Hindi-Urdu gebruikelijk is. |