Syntaxis
Woordvolgorde
Het Telugu heeft het werkwoord in zinsfinale positie (SOV). Daarnaast is er geen specifieke woordvolgorde. Het deel van de zin waar de belangrijkste informatie in staat wordt vaak voor het werkwoord geplaatst. Zinnen in het Telugu zijn simpel, complex of bestaan uit samengestelde zinnen. Simpele zinnen bevatten in het Telugu een onderwerp (topic) en een gezegde (comment). Opvallend genoeg, en anders dan in het Nederlands, kan het onderwerp in de nominatief of in de datief staan (niet-nominatieve subject constructie). Het gezegde is altijd een nominatief met of zonder complement. Bij complexe zinnen worden bijzinnen gevormd door het finiete werkwoord te veranderen in (bijvoorbeeld) een conjunctie (zie ook morfologie). Vraagzinnen (waarop alleen een ja/nee antwoord mogelijk is) krijgen in het Telugu de -a aan het einde van de zin. Bij andere vraagzinnen worden naamwoord(zinn)en of voorzetsel(zinnen/s) vervangen door vraagwoorden. Naamvallen Zoals al eerder genoemd in het deel over morfologie, vindt naamvalsmarkering plaats via suffixatie op het zelfstandig naamwoord. Voor de naamvalsmarkering voor de accusatief wordt er onderscheid gemaakt tussen animate (levende) en inanimate (niet-levende) zelfstandige naamwoorden: een levend lijdend voorwerp krijgt wel een casusmarkering en een niet-levend lijdend voorwerp niet. Zo krijgt in onderstaand voorbeeld het lijdend voorwerp in zin 4 wel de accusatiefmarkering -nu en krijgt het lijdend voorwerp in zin 5 deze markering niet. Zin 4. Ramudu ravanunnu compaedu Rama Ravana vermoordde (Rama vermoordde Ravana) Zin 5. Nenu pulu kosaenu Ik bloemen plukte (Ik plukte de bloemen) Er zijn veel voorzetsels in het Telugu die zich, syntactisch gezien, hetzelfde gedragen als naamvallen. Complexe zinnen worden dan ook gemaakt door gebonden morfemen te combineren met voorzetsels voor verschillende soorten betekenissen (bijv: ‘naar de top van het huis’ en ‘vanuit het huis’). Bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden Syntactisch gezien zijn de meeste bijvoeglijk naamwoorden in het Telugu eigenlijk zelfstandig naamwoorden in de genitief. Ze worden gebruikt als een toevoeging aan een zelfstandig naamwoord. Aanwijzende voornaamwoorden (dat, dit, welke, elke, enkele) worden hetzelfde behandeld als een bijvoeglijk naamwoord. Als er meer dan één bijvoeglijk naamwoord in een zin voorkomt, is er wel een bepaalde hiërarchie in de vorm van het bijvoeglijk naamwoord: determiner + numeral + descriptive + noun. |