Transferfouten
Op basis van de informatie die gevonden is over het Thai zouden de volgende problemen zich voor kunnen doen bij een Thais kind dat Nederlands leert. Dit soort problemen hoeven dus niet te wijzen op een TOS. Deze lijst is niet uitputtend. Fonologie 1. Doordat het Thai een toonsysteem heeft, met ook meer medeklinkers dan het Nederlandse, zal het voor een NT2-leerder lastig zijn bepaalde klanken uit te spreken met de juiste toon. Dit heeft ook te maken dat de beklemtoning van het Thai op de tweede lettergreep ligt, terwijl deze in het Nederlands vaak op de eerste lettergreep berust. 2. De klanken in het Thai werken anders dan die in het Nederlands. Sommige klanken kunnen niet als eindmedeklinker, anderen niet als beginmedeklinker en er is bijvoorbeeld sprake van stemhebbende klanken die aan het einde stemloos worden. Ook de dubbelklinkers, zoals /ui/ en /eu/ en dergelijke kunnen lastig zijn. Morfologie 1. Omdat het Thai geen vervoegingen kent, zou het lastig kunnen zijn voor een NT2-leerder met Thai als moedertaal om de Nederlandse vervoegingsregels te leren en correct toe te passen. 2. Het gebruiken van de (juiste) lidwoorden. Het Thai kent geen lidwoorden, maar ook geen grammaticaal geslacht. Het Nederlands heeft wel verschillende lidwoorden. Het leren van lidwoorden is voor NT2-kinderen van andere talen die wel lidwoorden hebben al lastig, Thaise kinderen zouden hier dan nog meer moeite mee kunnen hebben. 3. Het gebruiken van voornaamwoorden. Voornaamwoorden kunnen in het Thai vaak weggelaten worden of vervangen worden door een bijnaam. Er kan dus worden verwacht dat hierin in het Nederlands fouten voorkomen. Ook zal het waarschijnlijk lastig zijn om het juiste voornaamwoord te kiezen, aangezien het Thai er minder heeft dan het Nederlands en het Nederlands ‘specifiekere’ kent. Pragmatiek 1. Het Nederlands is een vrij informele taal, die geen aparte vocabulaires kent. Sociale status, relatie en gender speelt voor de aanspreekvorm bijvoorbeeld geen rol. Er zit dus een groot gebruiksverschil tussen het Nederlands en Thai, waardoor er veel vormen van aanspreking niet kunnen worden getransfereerd vanuit de moedertaal. Syntaxis 1. Het Thai heeft een vaste woordvolgorde (SVO). Een naamwoord dat in de subjectspositie staat krijgt automatisch de rol van het subject. In het Nederlands kan dit nog wel anders zijn, denk aan passieve zinnen of bijzinnen of zinnen als “Met Jan ging hij naar de stad”. Dit geldt ook voor persoonlijk voornaamwoorden waar het zou kunnen dat een kind dat thuis Thai spreekt, Nederlandse zinnen maakt als “hij ziet zij” en “haar ziet hij”). 2. Het Thai wordt in hele zinnen aan elkaar geschreven, maar in het Nederlands wordt elk woord gesplitst met minimaal een spatie. Dit kan problemen opleveren in de geschreven Nederlandse taal. Het leren van woordeinden wordt lastiger. Het gebruik van interpunctie in het Thai is summier, wat het nog lastiger maakt voor een NT2-leerder om Nederlands correct te schrijven en te lezen. |