Morfologie
Zelfstandig naamwoorden Zelfstandig naamwoorden in het Pasjtoe hebben geslacht (mannelijk of vrouwelijk), getal en naamval (nominatief en niet-nominatief). Om complexere zelfstandige naamwoorden te vormen, wordt er een affix toegevoegd die het getal en de naamval van het woord verandert. Het vormen van het meervoud van het mannelijk zelfstandig naamwoord kan op 4 verschillende manieren en wordt gedaan door:
|
Lidwoorden
In het Pasjtoe worden lidwoorden gebruikt voor zowel bepaalde als onbepaalde vormen. Hier zijn enkele voorbeelden:
Onbepaald lidwoord: [ya] à [ya kitab] - een boek
Bepaald lidwoord: [da] à [da kitab] - het boek
Persoonlijk voornaamwoorden
Het Pasjtoe maakt gebruik van persoonlijk voornaamwoorden die vergelijkbaar zijn met het Nederlands. Er zijn echter twee verschillende manieren waarop deze gebruikt kunnen worden in een zin:
1. De eerste variant (ook wel zwakke voornaamwoorden genoemd) wordt weggelaten in subjectpositie in zinnen met de tegenwoordige tijd en verleden tijd met een intransitief werkwoord. Ze worden ook weggelaten als ze in een objectpositie staan in een zin met de verleden tijd met een transitief werkwoord.
ik / mijn jij / jouw hij/zij / zijn/haar wij / onze jullie / jullie zij / hun |
Direct/bezittelijk voornaamwoord
me de ye mo / am mo / am ye |
Oblique
ra dər wər ra dər wər |
Note. Voornaamwoorden voor de zwakke vormen. Oblique staat voor niet-nominatieve naamval en direct staat voor nominatieve naamval.
2. De tweede variant (ook wel sterke voornaamwoorden genoemd) wordt gebruikt als er een nadruk ligt op het desbetreffende voornaamwoord, bijvoorbeeld: ik ben niet dom; hij wel. Deze variant dient als een zelfstandig naamwoord in zo’n zin.
ik jij hij (in zicht) zij (in zicht) hij (buiten zicht) zij (buiten zicht) wij jullie zij (in zicht) zij (buiten zicht) |
Subject
za ta day da aghá aghá mung tase duy aghúy |
Object
ma ta day da aghá aghá mung tase duy aghúy |
Object of voorzetsel
ma ta də de aghə aghé mung tase duy aghúy |
Note. Voornaamwoorden voor de sterke vormen.
Aanwijzend voornaamwoorden
Aanwijzend voornaamwoorden (deze, die) worden op dezelfde manier gebruikt als in het Nederlands. Er wordt echter wel onderscheid gemaakt tussen de termen dichtbij, midden, ver. Dit is anders dan in het Nederlands. Er wordt wederom onderscheid gemaakt tussen de twee naamvallen (direct en oblique).
Aanwijzend voornaamwoorden (deze, die) worden op dezelfde manier gebruikt als in het Nederlands. Er wordt echter wel onderscheid gemaakt tussen de termen dichtbij, midden, ver. Dit is anders dan in het Nederlands. Er wordt wederom onderscheid gemaakt tussen de twee naamvallen (direct en oblique).
Naamval + getal
Direct enkelvoud Oblique enkelvoud Direct meervoud Oblique meervoud |
Dichtbij
da/dagha (M/V) de/déghə (M/V) da (M/V) dagha (M) daghe (V) dágho (M/V) de (V) |
Middel ver
ágha (M/V) ághə (M) ághe ágha (M) ághe (V) ágho (M/V) |
Ver
úgha (M/V) úghə (m) úghe (V) úgha (M) úghe (V) úgho (M/V) |
Note. Aanwijzend voornaamwoorden. Oblique staat voor niet-nominatieve naamval en direct staat voor nominatieve naamval.
Vraagwoorden
Het Pasjtoe heeft vraagwoorden die worden gebruikt om een vraag te formuleren. Zij worden gebruikt om verschillende soorten vragen te vormen, zoals vragen over identiteit, hoeveelheid, keuze, persoon, tijd en reden. Dit is zeer vergelijkbaar met het Nederlands. De volgende vraagwoorden komen voor in het Pasjtoe:
- Wat - à [tsa]
- Hoeveel - à [tsanga]
- Welke - à [che]
- Wie - à [kum]
- Wanneer - à [tsa wakht]
- Waarom - à [chere]
Bijvoeglijk naamwoorden
Over het algemeen is het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord vergelijkbaar met het Nederlands. De bijvoeglijk naamwoorden worden voor het zelfstandig naamwoord gezet dat ze modificeren en zijn qua vorm afhankelijk van de vorm van het zelfstandig naamwoord (denk aan geslacht en getal). Pasjtoe maakt ook gebruik van de positieve, vergrotende en overtreffende vorm.
Werkwoorden
Werkwoorden in het Pasjtoe geven, net als in andere talen, acties, handelingen, tijd, aspect, staat, toestand, relaties en verandering weer. Ze worden vervoegd dor affixen toe te voegen die tijd, aspect, modaliteit en persoon aangeven.
De tegenwoordige tijd wordt gevormd door de volgende suffixen aan de stam toe te voegen:
Schrijven
ik schrijf jij schrijft hij/zij schrijft wij schrijven jullie schrijven zij schrijven |
Lekawal
(za) lekam (ta) lekI (agha) lekI (mung) leko (tase) lekaI (ye) lekI |
Note. Vervoeging van de tegenwoordige tijd
De verleden tijd wordt op dezelfde manier gevormd als de tegenwoordige tijd; echter wordt er onderscheid gemaakt tussen mannelijke en vrouwelijke geslacht in de derde persoon enkelvoud:
Schrijven
ik schreef jij schreef hij schreef zij schreef wij schreven jullie schreven zij schreven |
Lekawal
(za) lekam (ta) leke (agha) leke (agha) leka (mung) leku (tase) lekaI (ye) lekI |
Note. Vervoeging van de verleden tijd
Het Pasjtoe maakt gebruik van de volgende tijden en aspecten (Tegey & Robson, 1996 p. 91):
- Tegenwoordige onvoltooide tijd: In het Pasjtoe wordt de tegenwoordige tijd vaak uitgedrukt zonder specifiek onderscheid te maken tussen onvoltooide en voltooide aspecten. De tegenwoordige tijd kan eenvoudig worden gevormd door de stam van het werkwoord te gebruiken.
- Tegenwoordige voltooide tijd: De tegenwoordige perfectieve tijd wordt gebruikt om een actie te beschrijven die is voltooid in het heden. Het kan worden gevormd door hulptijdsuitdrukkingen te gebruiken in combinatie met het werkwoord.
- Verleden onvoltooide tijd: De verleden onvoltooide tijd wordt vaak gevormd door de stam van het werkwoord te nemen en een specifieke vervoeging toe te passen, afhankelijk van de persoon en het aantal.
- Verleden voltooide tijd: wordt op dezelfde manier gevormd als de tegenwoordige voltooide tijd. Uit de context moet blijken welke vorm gebruikt wordt.