Syntaxis
Voorzetsels
Het Pasjtoe heeft voorzetsels en postposities (nazetsels) die voor of na het zelfstandig naamwoord komen. Het Pasjtoe heeft ook circumposities die bestaan uit minimaal twee elementen; de eerste bevindt zich voor het zelfstandig naamwoord en de laatste bevindt zich na het zelfstandig naamwoord (denk aan het Franse ne … pas). Er zijn maar twee voorzetsels. Dit zijn woorden die frequent voorkomen in het Pasjtoe:
|
Woordvolgorde
De basis woordvolgorde van het Pasjtoe is SOV (Subject-Object-Verb). Dit is anders dan het Nederlands, die de SVO (Subject-Verb-Object) volgorde hanteert in hoofdzinnen. Verder zijn veel werkwoorden in het Pasjtoe intransitief en hebben daardoor geen lijdend voorwerp. Bijvoeglijke naamwoorden staan voor het naamwoord.
Vraagzinnen
De woordvolgorde van het Pasjtoe blijft in vraagzinnen hetzelfde. Ja/nee vragen gaan gepaard met een vraagmarkering en worden onderscheiden van andere zinnen door middel van een verhoogde intonatie aan het einde van de zin. Bij open vragen komt het vraagwoord (wat, waarom, wie, etc.) op de plaats waar het object in de niet-vraagzin zou staan. Een voorbeeld hiervan is: ‘Asad werk doet à Asad wat doet?’ Dit is bij alle vraagwoorden het geval.
Ontkenning
De ontkenning in zinnen wordt in het Pasjtoe vaak tot uitdrukking gebracht door het woord [na], wat ‘niet’ betekent. In de meeste gevallen wordt [na] voor het werkwoord geplaatst om de ontkenning aan te geven. Naast het gebruik van [na], is [wara] een veelvoorkomende vorm van negatie, wat ‘niet’ of ‘geen’ kan betekenen. [wara] wordt geplaatst voor het zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord en in combinatie met [na]. Er is dus sprake van een dubbele ontkenning. Bijvoorbeeld, ‘Hagha kitab wara storgha na khwagi’ betekent ‘dat boek is niet interessant’, vergelijkbaar met ne…pas in het Frans.
CoördinatieIn Pasjtoe wordt er gebruik gemaakt van gemarkeerde coördinatie, wat betekent dat voegwoorden – zoals ‘en’ of ‘of’ – nodig zijn om zinnen samen te voegen. Ook zijn er complexere voegwoorden – zoals het Engelse ‘neither … nor’ – in Pasjtoe. Het voegwoord staat tussen twee zelfstandig naamwoorden of naamwoordelijke gezegdes in. Dit geldt ook voor werkwoorden en werkwoordelijke gezegdes.
Complexere zinnen: bijzinnen
In het Pasjtoe worden gevormd door voegwoorden toe te voegen in de zin. Deze geven de relatie tussen de hoofdzin en bijzin aan. Enkele veelvoorkomende woorden zijn [che] dat ‘dat’ of ‘die’ betekent en [chonke] dat ‘omdat’ betekent.
Complexere zinnen: voorwaardelijke zinnen
Net als in het Nederlands maakt Pasjtoe gebruik van voorwaardelijke zinnen (als … dan). Er zijn drie verschillende voorwaardelijke zinnen die gebruikt worden in het Pasjtoe waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen mogelijke gebeurtenissen in de toekomst, onwaarschijnlijke gebeurtenissen in de toekomst en hypothetische situaties in het verleden (‘als ik beter had nagedacht…’) (Tegey & Robson, 1996, p. 215-22).
De basis woordvolgorde van het Pasjtoe is SOV (Subject-Object-Verb). Dit is anders dan het Nederlands, die de SVO (Subject-Verb-Object) volgorde hanteert in hoofdzinnen. Verder zijn veel werkwoorden in het Pasjtoe intransitief en hebben daardoor geen lijdend voorwerp. Bijvoeglijke naamwoorden staan voor het naamwoord.
Vraagzinnen
De woordvolgorde van het Pasjtoe blijft in vraagzinnen hetzelfde. Ja/nee vragen gaan gepaard met een vraagmarkering en worden onderscheiden van andere zinnen door middel van een verhoogde intonatie aan het einde van de zin. Bij open vragen komt het vraagwoord (wat, waarom, wie, etc.) op de plaats waar het object in de niet-vraagzin zou staan. Een voorbeeld hiervan is: ‘Asad werk doet à Asad wat doet?’ Dit is bij alle vraagwoorden het geval.
Ontkenning
De ontkenning in zinnen wordt in het Pasjtoe vaak tot uitdrukking gebracht door het woord [na], wat ‘niet’ betekent. In de meeste gevallen wordt [na] voor het werkwoord geplaatst om de ontkenning aan te geven. Naast het gebruik van [na], is [wara] een veelvoorkomende vorm van negatie, wat ‘niet’ of ‘geen’ kan betekenen. [wara] wordt geplaatst voor het zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord en in combinatie met [na]. Er is dus sprake van een dubbele ontkenning. Bijvoorbeeld, ‘Hagha kitab wara storgha na khwagi’ betekent ‘dat boek is niet interessant’, vergelijkbaar met ne…pas in het Frans.
CoördinatieIn Pasjtoe wordt er gebruik gemaakt van gemarkeerde coördinatie, wat betekent dat voegwoorden – zoals ‘en’ of ‘of’ – nodig zijn om zinnen samen te voegen. Ook zijn er complexere voegwoorden – zoals het Engelse ‘neither … nor’ – in Pasjtoe. Het voegwoord staat tussen twee zelfstandig naamwoorden of naamwoordelijke gezegdes in. Dit geldt ook voor werkwoorden en werkwoordelijke gezegdes.
Complexere zinnen: bijzinnen
In het Pasjtoe worden gevormd door voegwoorden toe te voegen in de zin. Deze geven de relatie tussen de hoofdzin en bijzin aan. Enkele veelvoorkomende woorden zijn [che] dat ‘dat’ of ‘die’ betekent en [chonke] dat ‘omdat’ betekent.
Complexere zinnen: voorwaardelijke zinnen
Net als in het Nederlands maakt Pasjtoe gebruik van voorwaardelijke zinnen (als … dan). Er zijn drie verschillende voorwaardelijke zinnen die gebruikt worden in het Pasjtoe waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen mogelijke gebeurtenissen in de toekomst, onwaarschijnlijke gebeurtenissen in de toekomst en hypothetische situaties in het verleden (‘als ik beter had nagedacht…’) (Tegey & Robson, 1996, p. 215-22).