Morfologie
Zelfstandig naamwoorden Zelfstandige naamwoorden in het Farsi kennen geen markering van naamval en geslacht. Het mannelijk of vrouwelijk geslacht van een zelfstandig naamwoord kan worden aangegeven met een verschillend woord (lexicale manier), zoals het woord ‘quch’ voor ‘ram’ en ‘mish’ voor ‘ooi’. Ook kan gebruik gemaakt worden van een toevoeging aan het zelfstandig naamwoord (qualifier), zoals ‘khuk-e nar’ voor een mannelijk varken (in het Nederlands een ‘beer’) en ‘khuk-e māde voor een vrouwelijk varken (in het Nederlands een ‘zeug’). Dit is vergelijkbaar met het Nederlands, wat ook verschillende lexicale vormen (zoals ooi en ram) of een toevoeging aan het zelfstandig naamwoord (zoals agent en agente) kent voor mannelijk en vrouwelijk (Samadi, 1993). De meervoudsvormen van zelfstandig naamwoorden in het Farsi worden in sommige gevallen afgeleid vanuit het Arabisch. Deze meervoudsvormen worden aangeduid met een suffix ‘-in’ of ‘-āt’. Deze suffixen van het Arabisch worden met name toegepast op woorden die van oorsprong uit het Arabisch komen: Motarjem = vertaler Motarjem-in = vertalers Il = stam Il-āt = stammen Het Farsi kent ook eigen suffixen voor het meervoud, namelijk ‘-hâ’ en ‘-ân’. In het moderne Farsi kunnen deze suffixen ook worden toegepast op de zelfstandig naamwoorden met een Arabische oorsprong. Om deze reden worden de Arabische suffixen ‘-in’ en ‘-āt’ steeds minder gebruikt. Het suffix ‘-hâ’ wordt in het Farsi het meest gebruikt om het meervoud van een zelfstandig naamwoord aan te geven. Het suffix ‘-ân’ wordt met name gebruikt voor ‘animate nouns’ (zelfstandig naamwoorden die gebruikt worden om levende dingen aan te duiden, zoals mensen en dieren) (Kazemi, 2013): Ketâb = boek Ketâbhâ = boeken Mard = man Mardân = mannen Lidwoorden Farsi kent geen bepaald lidwoord (de/het), maar alleen een onbepaald lidwoord (een). Of een zelfstandig naamwoord bepaald of onbepaald is, wordt bepaald door de betekenis van de gehele zin. Daarnaast ligt de klemtoon van het zelfstandig naamwoord op de laatste syllabe, wanneer het om een onbepaald zelfstandig naamwoord gaat. Werkwoorden De werkwoordmorfologie van het Farsi is erg regelmatig. Ieder werkwoord heeft twee stamvormen, een voor verleden tijd en een voor tegenwoordige tijd. Iedere stam van het werkwoord kan vervolgens vervoegd worden in de 1e, 2e en 3e persoon enkelvoud en meervoud. De stam van de verleden tijd is eenvoudig af te leiden en komt van de infinitief, zonder het suffix -an. Hierdoor eindigen de meeste stamvormen van de verleden tijd op -t of -d Bord-an = nemen Neshast-an = zitten De stam van de tegenwoordige tijd is minder eenvoudig, maar ook hier zijn regelmatigheden in te vinden. Bijvoorbeeld alle werkwoorden die eindigen op ‘-id’ vormen een stam zonder de suffix ‘-id’ Bor-id-an = snijden verleden tijd: borid tegenwoordige tijd: bor- fahm-id-an = begrijpen verleden tijd: fahmid tegenwoordige tijd: fahm- Er zijn heel weinig werkwoorden die een onregelmatige vorm kennen in het Farsi. Voor deze vormen geldt dat deze onthouden moeten worden, om de vervoeging juist toe te passen. Het hulpwerkwoord ‘zijn’ kent in het Farsi, net zoals in het Nederlands, een onregelmatige manier van vervoegen. De tabel hieronder geeft weer hoe de vervoeging van dit hulpwerkwoord wordt toegepast: |
In het Farsi wordt vaak informatie over persoon, getal en tijd toegevoegd aan het werkwoord. Voornaamwoorden worden hierdoor vaak niet gebruikt, omdat het suffix op het werkwoord al voldoende informatie geeft over de persoon.
Voornaamwoorden
Het Farsi kent geen markering van geslacht voor de derde persoon enkelvoud en meervoud. Het Nederlands kent deze markering wel voor de derde persoon enkelvoud, namelijk ‘hij’ en ‘zij’. In Farsi wordt het woord ‘u’ gebruikt voor zowel mannelijk als vrouwelijk. Dit geldt ook voor de vormen die gebruikt worden als bezittelijk voornaamwoord. Het Nederlands kent hier de vormen ‘zijn’ en ‘haar’, terwijl in het Farsi het suffix ‘-ash’ gebruikt wordt in beide gevallen. Het Farsi kent ook een beleefdheidsvorm waarbij gebruik gemaakt wordt van een meervoudsvorm van het persoonlijk voornaamwoord, namelijk shomā (Mahmoodi-Bakhtiari, 2018).
Hieronder de manier waarop bezittelijk voornaamwoorden in het Farsi worden gebruikt:
Pedar-am = mijn vader
Pedar-at = jouw vader
Pedar-ash = zijn/haar vader
Pedar-emān = onze vader
Pedar-etān = jullie vader
Pedar-eshān = hun vader
Bijvoeglijk naamwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden worden in Farsi gebruikt om een persoon of voorwerp in een zin te specificeren. Het bijvoeglijk naamwoord kent één vorm en ze veranderen niet voor geslacht (Farsi kent geen geslacht op het zelfstandig naamwoord) of getal van het zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord komt in een zin achter het zelfstandig naamwoord, in tegenstelling tot het Nederlands, waar het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig naamwoord komt (Keshavarz, 2007):
Pesar e xub = goede jongen
Xâne ye bozorg = groot huis
Het Farsi kent ook superlatieven. Een overtreffende trap wordt gevormd door de suffix ‘-tar’ aan het eind van een bijvoeglijk naamwoord toe te voegen. Onderstaand een aantal voorbeelden:
bad (slecht) vs. badtar (slechter)
kam (weinig) vs. kamtar (minder)
bozorg (groot) vs. bozorgtar (groter)
zibâ (mooi) vs. zibâtar (mooier)
Voornaamwoorden
Het Farsi kent geen markering van geslacht voor de derde persoon enkelvoud en meervoud. Het Nederlands kent deze markering wel voor de derde persoon enkelvoud, namelijk ‘hij’ en ‘zij’. In Farsi wordt het woord ‘u’ gebruikt voor zowel mannelijk als vrouwelijk. Dit geldt ook voor de vormen die gebruikt worden als bezittelijk voornaamwoord. Het Nederlands kent hier de vormen ‘zijn’ en ‘haar’, terwijl in het Farsi het suffix ‘-ash’ gebruikt wordt in beide gevallen. Het Farsi kent ook een beleefdheidsvorm waarbij gebruik gemaakt wordt van een meervoudsvorm van het persoonlijk voornaamwoord, namelijk shomā (Mahmoodi-Bakhtiari, 2018).
Hieronder de manier waarop bezittelijk voornaamwoorden in het Farsi worden gebruikt:
Pedar-am = mijn vader
Pedar-at = jouw vader
Pedar-ash = zijn/haar vader
Pedar-emān = onze vader
Pedar-etān = jullie vader
Pedar-eshān = hun vader
Bijvoeglijk naamwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden worden in Farsi gebruikt om een persoon of voorwerp in een zin te specificeren. Het bijvoeglijk naamwoord kent één vorm en ze veranderen niet voor geslacht (Farsi kent geen geslacht op het zelfstandig naamwoord) of getal van het zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord komt in een zin achter het zelfstandig naamwoord, in tegenstelling tot het Nederlands, waar het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig naamwoord komt (Keshavarz, 2007):
Pesar e xub = goede jongen
Xâne ye bozorg = groot huis
Het Farsi kent ook superlatieven. Een overtreffende trap wordt gevormd door de suffix ‘-tar’ aan het eind van een bijvoeglijk naamwoord toe te voegen. Onderstaand een aantal voorbeelden:
bad (slecht) vs. badtar (slechter)
kam (weinig) vs. kamtar (minder)
bozorg (groot) vs. bozorgtar (groter)
zibâ (mooi) vs. zibâtar (mooier)