Morfologie
NaamwoordenIn de Roemeense taal bestaan naamwoorden volgens Chitoran (2002) uit een wortel (root) en stam (stem). Een Roemeens woord als 'artistâ' (artiest) bestaat bijvoorbeeld uit de wortel 'art' waaraan het achtervoegsel 'ist' is toegevoegd. Het gehele deel 'artist' is dan de stam. De klinker aan het eind van het woord (in dit geval â) wordt hierbij nooit meegenomen maar volgt als een los onderdeel van het woord. Bij complexere morfologische structuren is dit hetzelfde: alle voor- en achtervoegsels in het woord vormen samen met de wortel van het woord de stam. Na de wortel van een monomorfemisch substantief volgt altijd een klinker (bijvoorbeeld: [kas](root)-â - huis). Een woord is dus als volgt opgebouwd:
[(prefix)][root][(suffix)][eindvocaal][verbuiging] [.............stam...........][eindvocaal][verbuiging] Substantief In het Roemeens kan een substantief zowel mannelijk, vrouwelijk als neutraal zijn. De neutrale woorden worden ook wel tweeslachtig genoemd, omdat een neutraal woord in het enkelvoud mannelijk is, en in het meervoud vrouwelijk. Meestal is het geslacht van een substantief in het enkelvoud af te leiden van aan de uitgang, hoewel sommige uitgangen bij meer dan één grammaticaal geslacht kunnen voorkomen. Dit lukt dus niet altijd (Chitoran, 2002). Mannelijke substantieven eindigen op een medeklinker of een -u, -e of -i. Dit is ook het geval bij neutrale substantieven, maar deze kunnen ook eindigen op -iu. Vrouwelijke substantieven eindigen altijd op een klinker: -ă, -e, -ie, -eá, -a en -zi (Coene, 1995). In het meervoud worden alle uitgangen van de mannelijke substantieven vervangen door een -i, tenzij het een medeklinker betreft. In dat geval wordt de -i achter de laatste letter geplakt. Het enkelvoudige woord 'an' (jaar) wordt dus 'ani' (jaren), terwijl het enkelvoudige woord 'fiu' (zoon) verandert in 'fii' (zonen). Wanneer een enkelvoudig substantief eindigt op een -t wordt een medeklinker toegevoegd én verandert het foneem [t] in een [ʧ], dus het woord 'băiat' (jongen) wordt dan 'băiați' (jongens). Het meervoud van onzijdige substantieven ligt iets anders. In de meeste gevallen wordt hier achter de bestaande uitgang een morfeem geplakt en wordt de uitgang van het enkelvoud dus niet vervangen. Dit gebeurt bij de uitgangen die een medeklinker betreffen en bij woorden eindigend op -i (er wordt dan -e of -uri achter geplakt, bijvoorbeeld 'tren' (trein) wordt 'trenuri' (treinen)). Eindigt een onzijdig woord op een -u, dan wordt deze uitgang vervangen door een -e of door -uri, bijvoorbeeld 'teatru' (theater) wordt 'teatre' (theaters). Wanneer de uitgang van het enkelvoud eindigt op een -e, dan blijft deze in het meervoud staan. Als de uitgang eindigt op -iu dan worden deze letters in het meervoud vervangen door -ii. De uitgangen bij vrouwelijke substantieven in het enkelvoud worden vervangen door -e of -i wanneer het woord eindigt op -ă. De uitgang -e wordt vervangen door -i. De uitgang -ie wordt vervangen door -i of -ii, en voor -eá komt -ele in de plaats. De uitgangen -a en -zi worden niet vervangen, maar aan beide uitgangen wordt het morfeem -le toegevoegd. Tabel 8. Substantieven in het Roemeens (Coene, 1995). Zoals in bovenstaand schema te zien is, gebeurt het vrij vaak dat een klinker die in het enkelvoud bestaat, in het meervoud wordt veranderd. Dit is ook het geval met een aantal medeklinkers; deze staan in het schema hieronder weergegeven.
Tabel 9. Medeklinkers in enkelvoud en meervoud. Uit Roemeense naamwoorden is dus informatie af te leiden over geslacht en getal (door middel van de uitgang van het zelfstandig naamwoord in zowel enkelvoud als meervoud). Daarnaast zegt een substantief ook iets over de naamval en de bepaaldheid. Dit wordt gemarkeerd door de verbuiging van het naamwoord. Het Roemeens maakt, afwijkend van andere Romaanse talen, gebruik van vier naamvallen: de nominatief, de genitief, de datief en de accusatief. Hierover wordt iets meer verteld bij het kopje 'syntaxis'.
Werkwoorden In het Roemeens geeft een vervoegde werkwoordsvorm altijd informatie over getal en persoon, en daarnaast soms ook over tijd. Volgens Pîrvulescu & Roberge (2000, p. 296) is de structuur van een werkwoord in het Roemeens als volgt opgebouwd: [root][root extension/thematic vowel][tense][number-person]. Voor elk infinitief staat het woordje 'a', dat zoveel betekent als het woordje 'to' in 'to swim'. Direct daarop volgt het infinitief, dat altijd eindigt op een klinker (de thematic vowel waarover hierboven is gesproken). Er zijn vijf verschillende klinkers mogelijk aan het eind van het gehele werkwoord, namelijk -a (a mînca; eten), -ea (a zãcea; liegen), -e (a merge; gaan), -i (a gândi; denken) en -î (a coborî; dalen). In het schema hieronder zijn de uitgangen van regelmatige werkwoorden in de indicatieve (tegenwoordige) tijd weergegeven met het werkwoord 'a gândi' (denken). Tabel 10. Uitgangen van regelmatige werkwoorden in de indicatieve tijd. In het Roemeens is de gebiedende wijs alleen mogelijk voor de tweede persoon enkelvoud en de tweede persoon meervoud (Pîrvulescu & Roberge, 2000), zie het schema hieronder (aangepaste versie van p. 296).
Tabel 11. Gebiedende wijs in het Roemeens. In de verleden tijd kent het Roemeens drie vervoegingen, namelijk de imperfect, simple past en de past perfect.
Tabel 12. Verleden tijd in het Roemeens. In de Roemeense vervoegingen van de tegenwoordige tijd is een verschil met het Nederlands zichtbaar. Waar het Nederlands voor de 1SG-vorm gebruik maakt van alleen de stam (ik denk), wordt in het Roemeens gebruik gemaakt van de stam + het morfeem 'esc'. Voor 2SG en 3SG wordt ook in het Nederlands gebruik gemaakt van een morfeem achter de stam, net als in het Roemeens. In het Nederlands wordt echter bij de meervoudsvormen gebruik gemaakt van het infinitief, terwijl het Roemeens voor elke vervoeging een ander morfeem kent. Voor Nederlandse kinderen zal het daarom lastiger zijn om de Roemeense morfemen te leren, dan dat het voor Roemeense kinderen is om de Nederlandse morfemen van de werkwoordsvervoegingen te leren.
Ook in de verschillende vormen van de verleden tijd kent het Roemeens een veel rijkere morfologie dan het Nederlands. Waar het Nederlands gebruik maakt van steeds dezelfde vorm van het hoofdwerkwoord, met als enig verschil meervoud en enkelvoud (bijvoorbeeld: ik had gedacht, jij had gedacht, wij hadden gedacht), kent het Roemeens voor elke vorm van persoon en getal weer een andere vervoeging van het hoofdwerkwoord. Het valt niet te verwachten dat normaal ontwikkelende Roemeense kinderen problemen zullen hebben met de morfologie, aangezien zij zich al een veel rijker systeem hebben moeten aanleren. |