Syntaxis
Onderstaande zin laat de zinsstructuur van het Hebreeuws zien. Het Hebreeuws maakt veel gebruik van SVO (subject-verb-object) zinnen.
kšedavid raˀa šeˀavadav mitlaxašim. Wanneer-David zag dat-slaven-zijn fluisteren. Er is een congruentie tussen ˀavadav en mitlaxašim (mannelijk, meervoud). De zinnen bestaan uit een naamwoordelijk en een werkwoordelijk deel. Op elke plaats in de zin mag het naamwoordelijk deel geplaatst worden. Het naamwoord cipor (vogel) met het bijvoeglijk naamwoord katan (klein) komt op veel verschillende plaatsen voor in onderstaande zinnen:
De predicaatzinnen kunnen verbaal of nominaal zijn. Het predicaat in een nominale zin bevat elk type van een naamwoordelijk deel, bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden. Zinnen kunnen bestaan uit alleen een werkwoordelijke zin, een zin met een werkwoordelijk en een naamwoordelijk deel en delen met een koppelwerkwoord. Een koppelwerkwoord wordt alleen gebruikt in de verleden tijd, de toekomstige tijd en bij de gebiedende wijs.
Zinstructuur en woordvolgorde In het Hebreeuws is de inflectie van werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en preposities verplicht, daarbij is een relatief vrije woordvolgorde. Onderstaande zinnen laten de vrijheid van de woordvolgorde zien: kanirˀe lo tafás-ti ˀet ma še-ˀamár-ta kódem. Blijkbaar niet begreep-ik AC wat dat-zei-jou daarvoor. lo tafásti ˀet ma šeˀamár-ta kódem kanirˀe. Niet begreep-ik AC wat dat-zei-jou daarvoor blijkbaar. De bovenstaande zinnen hebben dezelfde betekenis. Bijwoorden en lijdend voorwerp kunnen in zinnen verplaatst worden zonder dat de betekenis verandert. Wanneer echter alle bijwoorden naar het begin van de zin verplaatst worden, wordt de zin ongrammaticaal. Het Hebreeuws is een SVO taal met een afwisselende VSO woordvolgorde. De woordvolgorde in verbale zinnen is: onderwerp, werkwoord, lijdend voorwerp en bijwoorden. In nominale zinnen gaat het onderwerp vooraf aan het predicaat en bijwoorden kunnen aan het begin of het eind van de zin geplaatst worden. Ondanks de relatief vrije woordvolgorde in zinnen, zijn er een aantal regels aangaande de woordvolgorde:
In het Hebreeuws komen zinnen voor zonder onderwerp. In sommige gevallen is dit onderwerp geen persoon, maar bijvoorbeeld een begrip als ‘mensen’ of ‘iemand’, zoals in de volgende zin: bamakolet konim mucre ˀóxel lamitbax (kopen etenswaren in de supermarkt). Bij het formuleren van een ja/nee-vraagzin, blijft de zinsvolgorde onveranderd, maar wordt de vraag door middel van intonatie duidelijk gemaakt. Bij een vraagzin met een van de vraagwoorden wat, waar, wanneer en hoe wordt het vraagwoord op de eerste positie van de zin geplaatst, maar blijft de volgorde van de rest van de zin gelijk. De woordvolgorde in het Hebreeuws is redelijk vrij, zoals gebleken is uit de voorbeelden. Verschillende elementen van de zin kunnen aan het begin van de zin geplaatst worden. Topicalisatie (een manier om de kern te benadrukken door die voorop in de zin te plaatsen) kan door de taalgebruiker vrij gebruikt worden om bijvoorbeeld tot beter taalbegrip te komen. |