Transferfouten
Er zijn duidelijk een hoop verschillen tussen het Nederlands en het Twi. Dit zou voor moeilijkheden kunnen zorgen bij de verwerving van het Nederlands door een kind dat ook Twi spreekt. Die moeilijkheden hoeven dus niet direct op een mogelijke TOS te wijzen, maar zijn mogelijk het gevolg van transferfouten. De belangrijkste verschillen en mogelijke struikelblokken zullen per taalgebied kort uitgelicht worden. Fonologie Het meest opvallende verschil tussen het Nederlands en het Twi is natuurlijk het tonensysteem van het Twi. Dit zou echter geen moeilijkheden hoeven opleveren, omdat het gebruik van intonatie in het Nederlands geen cruciaal betekenisverschil oplevert. Het Twi heeft meer klinkers dan het Nederlands, maar het heeft geen diftongen. Mogelijk hebben kinderen die thuis Twi spreken in eerste instantie moeite met het leren van deze klanken in het Nederlands, zoals de eu, de ui en de ou/au. Daarnaast heeft het Twi geen stemhebbende wrijfklanken, terwijl wij in het Nederlands gebruik maken van de stemhebbende wrijfklanken /z/ en /v/. Mogelijk zullen kinderen meer moeite hebben met het correct verwerven van deze medeklinkers. Morfologie Om het meervoud van naamwoorden te vormen, maakt zowel het Nederlands als het Twi gebruik van achtervoegsels. Deze achtervoegsels zijn natuurlijk wel volledig verschillend maar aangezien het systeem in de basis hetzelfde is, verwachten we geen moeilijkheden op dit gebied bij typisch ontwikkelende kinderen. In tegenstelling tot het Twi, kent het Nederlands geen proces van reduplicatie. Het is mogelijk dat kinderen gedurende korte tijd gebruik maken van reduplicatie in het Nederlands. Werkwoordvervoeging in het Twi werkt volkomen anders dan in het Nederlands; voorvoegsels die worden toegevoegd aan de stam bepalen persoon en getal in het Twi, terwijl het Nederlands specifieke werkwoorduitgangen voor elke persoon heeft. Dit zou lastig kunnen zijn voor jonge taalleerders. Beide talen kennen verschillende vormen van de verleden tijd, maar deze worden op andere manieren gerealiseerd binnen de talen. Het Nederlands heeft klinkerverandering voor sterke werkwoorden en achtervoegsels voor zwakke werkwoorden. Het Twi heeft geen onderscheid tussen sterke en zwakke werkwoorden en werkt met de toevoeging van voorvoegsels aan de werkwoordstam en met specifieke toonpatronen. Syntaxis Zowel het Nederlands als het Twi heeft een SVO-woordvolgorde, dus op dat gebied verwachten we geen problemen bij typisch ontwikkelende kinderen. Het Nederlands maakt gebruik van de woorden ‘niet’ en ‘geen’ voor ontkenning, terwijl het Twi een medeklinker en specifieke toon toevoegt binnen een woord. Het Twi maakt geen gebruik van lidwoorden, dit zou in het Nederlands voor moeilijkheden zoals omissie kunnen zorgen. Daarnaast is correct lidwoordgebruik voor alle leerders van het Nederlands lastig, dus dit komt daar nog bovenop. Pragmatiek Cultureel zijn sprekers van het Nederlands en sprekers van het Twi erg verschillend. Communicatie in het Twi is sterk afhankelijk van de hiërarchie tussen de verschillende sprekers en maakt gebruik van de substitutie van persoonlijke voornaamwoorden in bepaalde sociale contexten. De enige persoonlijk voornaamwoordsubstitutie die het Nederlands kent, is die van de eerste of tweede persoon door de derde persoon, bijvoorbeeld als een ouder tegen zijn of haar kind praat. Als een kind substitutie van voornaamwoorden zou gebruiken in het Nederlands zoals het dat in het Twi doet, zou dat voor verwarring kunnen zorgen. |