Morfologie
Zelfstandig naamwoorden
Het Zoeloe wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een klassensysteem voor de zelfstandig naamwoorden. Dit betekent dat elk zelfstandig naamwoord tot een bepaalde klasse behoort. Deze bestaat uit één of twee voorvoegsels en een stam. Het voorvoegsel direct voor de stam geeft aan tot welke klasse het zelfstandig naamwoord behoort. Alle woorden uit een klasse hebben dezelfde voorvoegsels. De verschillende klassen (voor zowel enkelvoud als meervoud) zijn globaal ingedeeld op de semantische kenmerken, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt in geslacht. De andere woorden in een zin, zoals werkwoorden en bijvoeglijk naamwoorden, moeten overeenkomen met het zelfstandig naamwoord in persoon, geslacht, getal en naamval. Deze woorden hebben elk een eigen voorvoegsel, die ook overeenkomt met de klasse van het zelfstandig naamwoord. In Tabel 4 is het klassensysteem in het Zoeloe schematisch weergegeven. Tabel 4 Klassensysteem zelfstandig naamwoorden in het Zoeloe. Getal
Het onderscheid tussen enkelvoud en meervoud wordt aangegeven door middel van het voorvoegsel volgens het bovenstaande klassensysteem. Bijvoorbeeld: - Klasse 1-2: umfana (“boy”), abafana (“boys”). - Klasse 3-4: umuthi (“tree”), imithi (“trees”). - Klasse 5-6: ikhanda (“head”), amakhanda (“heads”). - Klasse 7-8: isihlalo (“seat”), izihlalo (“seats”). - Klasse 9-10: imfene (“baboon”), izimfene (“baboons”). - Klasse 11-10: uphondo (“horn”), izimpondo (“horns”). Bron: http://www.languagesgulper.com/eng/Zulu.html. Werkwoorden De werkwoorden worden als volgt vervoegd in de verschillende tijden: In het Zoeloe is '-ya-' vergelijkbaar met de Engelse -ing vorm, bijvoorbeeld: “siyadlala” (We are playing). '-Sa-' is vergelijkbaar met het Engelse woord ‘still’, bijvoorbeeld: “ngisafunda” (We are still learning).
Om aan te geven dat iets in de verleden tijd is gebeurd, verandert de uitgang van het werkwoord. Een eerste manier om dit te doen is door de ‘a’ aan het einde van het werkwoord te veranderen in ‘e’ (vergelijkbaar met het Engelse suffix ‘-ed’), bijvoorbeeld: “ngifunde” (I studied). De andere manier is om de ‘a’ te veranderen in ‘ile’ (vergelijkbaar met de Engelse woorden ‘was/were’). Een voorbeeld hiervan is: “sishadile” (We were married). Wanneer iets in de toekomende tijd zal plaatsvinden, wordt '-zo-' toegevoegd aan het werkwoord, waarbij het werkwoord zelf niet verandert. Bijvoorbeeld: “udlala” (playing) wordt “uzodlala” (will play). |