TOS in het Kantonees
Uit onderzoeken naar taalontwikkelingsstoornissen bij, met name Engels-sprekende, kinderen blijkt dat kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) een vertraagde ontwikkeling hebben en onder andere moeite hebben met morfo-syntactische inflecties (die vaak ook minder fonetische substantie hebben), tijd, aspect en wh-vragen, die verplaatsing vereisen. In de afgelopen twee decennia zijn er, op basis van bekende struikelblokken voor Engels TOS-kinderen, ook onderzoeken naar Kantonees-sprekende kinderen met TOS gedaan, waaruit deels dezelfde problemen naar voren kwamen.
Wh-vragen Omdat het Kantonees bijvoorbeeld geen inflecties kent voor persoon, getal, geslacht en tijd, is het meeste onderzoek naar TOS in het Kantonees met name gericht op andere aspecten. Wong et al. (2004) deden onderzoek naar wh-subject en wh-object vragen en vonden dat Kantonese TOS-kinderen met betrekking tot de object-vragen (zie voorbeeldzinnen hieronder) minder accuraat presteerden dan kinderen met een normale taalontwikkeling. Dit gold niet voor de wh-subject vragen. Volgens Fletcher et al. (2009) kan dit verschil veroorzaakt worden door het verschil in animacy (leven versus levenloosheid van de referent) tussen het subject en het object. Zyūzyū sek hùngzái. Big kuste Teddybeer ‘Big kuste Teddybeer.’ Zyūzyū sek bīngo aa? Big kussen wie SFP ‘Wie kuste Big?’ Passieve zinnen Uit onderzoek naar passieve zinnen, welke een afwijkende woordvolgorde hebben in het Kantonees, blijkt dat TOS-kinderen daar minder accuraat op presteren dan kinderen met een normale taalontwikkeling. Op basis van dat onderzoek concluderen Fletcher et al. (2009) dat Kantonese kinderen met TOS niet, zoals te verwachten valt, slechts focussen op de basiswoordvolgorde van de zin en bij afwijkende woordvolgordes terug vallen op de SVO-basisvolgorde. Zij stellen dat het erop lijkt dat TOS-kinderen ook gevoelig lijken voor woordvolgorde cues in het algemeen. Aspect Gezien het optionele karakter en de afhankelijkheid van specifieke pragmatische condities is het te verwachten dat Kantonese TOS-kinderen moeite hebben met aspect. Het Kantonees is, vergeleken bij het Engels, rijk aan aspect: het kent zes morfemen met aspect. Twee voor het perfectum, twee voor het imperfectum, één voor het markeren van een herhaaldelijke handeling of een gewoonte en één die wordt omschreven als delimitatief, welke aangeeft dat de situatie slechts een bepaalde tijd duurt. Alle aspect-morfemen zijn gebonden morfemen en verschijnen direct na het werkwoord waar ze bij horen (in geval van werkwoordsamenstellingen verschijnt het morfeem tussen te werkwoorden). Belangrijk is dat deze aspect-morfemen geen inflecties zijn en ook geen morfologische processen ondergaan. Een ander belangrijk punt is dat deze aspectmarkeerders optioneel zijn: voor elke context waar een aspectmarkeerder voorkomt, is dezelfde zin mogelijk zonder de aspectmarkeerder; hoewel er wel contexten zijn waarin het gebruik van een aspectmarkeerder wel een sterke voorkeur heeft. Dit optionele karakter van aspectmarkeerders zorgt er, volgens Fletcher et al. (2009), voor dat Kantonese kinderen veel uitingen zullen horen zonder aspectmarkeerders en deze variabiliteit zorgt ervoor dat het voor TOS-kinderen langer zal duren eer zij de aspectmarkeerders verworven hebben. Zij zullen minder aspectmorfemen gebruiken dan kinderen met een normale taalontwikkeling en ook zal het langer duren voor zij de aspectmarkeerder gebruiken wanneer dat wenselijk is. Lexicale diversiteit Uit onderzoek van Stokes & Fletcher (2000) bleek dat Kantonese TOS-kinderen meer woorden uit de open dan uit de gesloten woordklasse gebruikten. De kinderen met een normale taalontwikkeling gebruikten daarentegen meer woorden uit de gesloten woordklasse. Deze verschillen golden alleen voor de zelfstandig naamwoorden en niet voor de werkwoorden. |