Fonologie
De Poolse hedendaagse standaardtaal kenmerkt zich door het geringe aantal klinkers (a, e, o, u, i, y, ę en ą, die geen verschil in lengte vertonen), en een vrij groot aantal medeklinkers. Er kunnen in het Pools meerdere medeklinkerclusters na elkaar worden uitgesproken. De klemtoon in zelfstandige naamwoorden ligt in het algemeen op de voorlaatste sylabbe (Dabrowska, 2006). Nederlandse klinkers die niet voorkomen in het Pools zijn [a:], [e:], [o:], [y:], [œj], [ø], [ʌ] en [εi]. De ą wordt uitgesproken als nasale [õ], de ę wordt uitgesproken als nasale [ẽ]. Het Pools gebruikt dezelfde medeklinkers in de spraak als het Nederlands, aangevuld met de volgende klanken: ch (uitgesproken als zachte [x]) en g (uitgesproken als Engelse [g]). Een aantal klanken heeft een gepalataliseerde variant (met de tong meer in de richting van de boventanden uitgesproken). Zelfstandig naamwoorden kunnen niet eindigen op –[u], behalve wanneer dit leenwoorden zijn (‘guru’) (Dabrowska, 2006). Het woordaccent is in het Pools vast: het accent valt meestal op de voorlaatste lettergreep. Hierop zijn slechts enkele regelmatige uitzonderingen. Mogelijke fouten door NT2-problematiek De uitspraak van Nederlandse diftongen, zoals de ui [œj], de eu [ø] en de ei/ij [εi] is lastig voor Polen. Omdat de ´lange klinkers´ [a:], [e:], [o:] en [y:] niet voorkomen in het Pools, kan het onderscheiden van deze lange klinkers en hun kortere variant ook lastig zijn. Dit is een hypothese, er zijn geen publicaties over dit onderwerp gevonden. |