Verwerving
Łukaszewicz (2006) heeft een casestudy uitgevoerd naar de verwerving van extrasyllabische consonanten (medeklinkers die buiten een lettergreep vallen) bij een Pools meisje in de leeftijd van 3;8 tot 5;1. Een voorbeeld van extrasyllabiciteit in het Nederlands is de eind-n in een meervoudsvorm (/konijnen/) die in de uitspraak vaak wordt weggelaten. Een voorbeeld voor het Pools is ‘wjatr’ (wind), waarbij de [r] in onverzorgde uitspraak niet altijd goed hoorbaar wordt uitgesproken. Het Poolse meisje van de casestudy doorliep vier fasen in het verwerven van de extrasyllabische consonanten: 1. Extrasyllabische consonanten worden niet geproduceerd doordat klanken aan de randen van een lettergreep eigenlijk stemloos horen te zijn: [vjat]; 2. Problematische klanken worden geproduceerd in combinatie met een toegevoegde klinker: [vjatǝr]; 3. Extrasyllabiciteit wordt opgelost door het toevoegen van een woord of klank zonder rekening te houden met regels voor stemhebbend-/stemloosheid. In dat geval wordt [vjatr] goed uitgesproken. Maar woorden als ‘zjadł’ (hij at) worden met een stemloze /d/ uitgesproken: [zjatł]; 4. De aan de extrasyllabische plofklank voorafgaande consonant wordt geuit als stemhebbend: [vjadr]. |